Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3820/GV, 10 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3820/GV

betreft: [klager] datum: 10 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.W. Knottenbelt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 november 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager\alsmede zijn raadsman, mr. H.W. Knottenbelt, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De aan klager opgelegde taakstraf en vervangende hechtenis dateren van voor klagers relatie met zijn partner. Klagers partner is zwanger van klager en ondervindt grote problemen met de zwangerschap
vanwege de detentie van klager. Zij is uitgerekend op 1 januari 2016. De verwachting is echter dat er door spanningen een vroegere geboorte zal zijn. Gelet op het feit dat aan klager een taakstraf en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd,
kan worden gesteld dat het niet om zeer ernstige feiten gaat. Daarbij gaat het ook om relatief oude feiten. Dit is van belang voor de te maken afweging tussen het persoonlijk belang van klager en het maatschappelijk belang van onmiddellijke
tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Klager wil strafonderbreking om zijn partner bij de zwangerschap en bevalling te begeleiden en te ondersteunen. Zij is de afgelopen tijd regelmatig in het ziekenhuis opgenomen geweest vanwege complicaties
bij de zwangerschap. Harde buiken en uitdrogingsverschijnselen, mede veroorzaakt door de ernstige stress rond de detentie van klager. Klagers partner is bang het kind te zullen verliezen door de problemen. Zij is 19 jaar en het betreft haar eerste
zwangerschap. Zij heeft geen contact meer met haar eigen familie, wel met de familie van klager, maar zij kunnen wegens eigen problemen maar zeer beperkt helpen. De partner van klager moet de woning verlaten, omdat zij de huur van
€ 750,= niet kan opbrengen. Zij heeft een uitkering aangevraagd als alleenstaande, maar daarvoor geldt een wachttijd. Zij heeft geen financiële middelen om dit op te vangen. Voor het inkomen is zij afhankelijk van inkomsten uit arbeid van klager. De
door de gemeente ingeschakelde medewerker kan niet zorgen voor het behoud van de woning. De thuiscoach en maatschappelijk werk kunnen onvoldoende steun bieden om een goed verloop van de zwangerschap te kunnen garanderen. In de belangenafweging is
onvoldoende rekening gehouden met de risico’s voor de zwangerschap en te lichtvaardig aangenomen dat de ingeschakelde hulp ook daadwerkelijk iets kan opleveren. Een strafonderbreking stelt klager in staat de nodige maatregelen op sociaal en financieel
gebied te nemen om het strafrestant op verantwoorde wijze uit te zitten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van de ingewonnen informatie is het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) van oordeel dat er geen acute medische noodzaak is voor strafonderbreking. De
partner van klager krijgt hulp aangeboden vanuit de gemeente en er is een thuiscoach ingeschakeld. De partner van klager lijkt echter de hulpverlening op afstand te houden en is onlangs niet verschenen bij de verloskundige. Uit informatie van de
huisarts blijkt dat er ondersteuning geboden wordt door de familie van klager. In beroep is onvoldoende onderbouwd dat deze hulp ontoereikend is en dat alleen een beroep op klager kan worden gedaan.

Op klagers verlofaanvraag heeft de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad positief geadviseerd. Het OM en de politie hebben zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een vervangende hechtenisstraf tenuitvoerlegging taakstraf van 122 dagen. Klagers einddatum valt op of omstreeks 28 januari 2016.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Klager verzoekt om strafonderbreking om zijn zwangere partner bij te staan tijdens de zwangerschap en bevalling.
Uit de stukken, waaronder het advies van de medisch adviseur van het BIMA van 6 november 2015 en het advies van de directeur van de p.i. Lelystad van 12 november 2015 komt naar voren dat sprake is van een sociaal probleem rondom de zwangerschap van
klagers partner. Zij heeft een slecht netwerk en kan onvoldoende steun vinden bij haar familie. Zij houdt hulp af, ervaart veel stress, kan voedsel slecht binnenhouden, waardoor mogelijk een gevaarlijke situatie kan ontstaan voor het ongeboren kind.
Uit
de stukken komt naar voren dat verschillende hulpverlenende instanties zijn ingeschakeld. Niettemin acht de beroepscommissie het in het belang van het ongeboren kind dat ook klager in staat wordt gesteld zijn partner in deze periode bij te staan. De
aard en duur van de detentie verzetten zich hier ook niet tegen. Derhalve is er naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een noodzaak om aan klager strafonderbreking te verlenen van enige duur, die naast het verlenen van bijstand aan zijn
partner hem in staat zal stellen thuis de nodige voorzieningen te treffen voor het hervatten van de detentie. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de Staatssecretaris zal worden vernietigd en de Staatssecretaris zal worden
opgedragen binnen een termijn van een week een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een week na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 10 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven