Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3670/STA, 6 november 2015, schorsing
Uitspraakdatum:06-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3670/STA

Betreft : [verzoeker] datum: 6 november 2015

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder de inrichting te noemen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 23 oktober 2015, inhoudende een
beperking van de bewegingsvrijheid (rode kaart).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 27 oktober 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 6 november 2015.

1. De beoordeling
Blijkens onderdeel 7.2 van de huisregels van FPC Oostvaarderskliniek houdt de kleur rood in dat de patiënt alleen onder begeleiding de afdeling mag verlaten. In de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing wordt verwezen naar artikel 33 van
de Bvt. Gelet op de samenhang van het in dat artikel bedoelde afdelingsarrest en de in onderhavige zaak opgelegde rode kaart, zal de voorzitter voor de beoordeling van het schorsingsverzoek de bestreden maatregel beschouwen als een vorm van
afdelingsarrest.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het opleggen van een rode kaart zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. De voorzitter overweegt
hieromtrent het volgende.

Verzoeker toonde volgens het hoofd van de inrichting grensoverschrijdend gedrag, dat bestond uit het indringend aanstaren van vrouwelijke medewerkers, het doen van suggesties over de privésituatie van een medewerker en het maken van seksueel getinte
opmerkingen richting medewerkers waardoor deze zich geïntimideerd voelden. Verzoeker beschrijft in zijn klaagschrift drie situaties waarbij hij met vrouwelijke medewerkers heeft gesproken. Verzoeker ontkent hierbij grensoverschrijdend te zijn geweest.
Het hoofd van de inrichting is in zijn reactie op het schorsingsverzoek hier verder niet op ingegaan. Onder meer blijft thans onduidelijk hoe in het licht van het vermeende grensoverschrijdende gedrag van verzoeker de handhaving van de orde of de
veiligheid in de inrichting er mee gediend is dat klager begeleid de afdeling mag verlaten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de noodzaak tot het opleggen van een rode kaart onvoldoende aangetoond.
Onder deze omstandigheden dient het verzoek om schorsing te worden toegewezen. De tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting moet derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 6 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven