Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3694/GB, 8 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3694/GB

Betreft: [klager] datum: 8 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.H.M. de Crom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 november 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 oktober 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie (OM) en de politie zich bij hun adviezen hebben gebaseerd op onjuiste informatie. Het slachtoffer woont niet op de A[...]straat in Rotterdam, welke straat inderdaad om de hoek is bij het
verlofadres van klager. Daar wonen klagers schoonouders. Het slachtoffer woont aan de O[...]straat in Rotterdam, welke straat substantieel verder van klagers verlofadres is gelegen. Daarnaast geldt dat het p.p. bestemd is ter voorbereiding op een
terugkeer in de samenleving. Daar hoort ook bij dat hij kan omgaan met de kans op slachtofferconfrontatie. In een p.p. kan een en ander goed worden voorbereid en begeleid. Na klagers invrijheidstelling is die mogelijkheid niet meer aanwezig. Aan een
p.p. kunnen bijzondere voorwaarden worden, zoals een locatie- of gebiedsverbod. Het nakomen van deze voorwaarde zou dan kunnen worden gecontroleerd door de reclassering. Mede daarom is het niet begrijpelijk dat aan de reclassering geen advies is
gevraagd. Klager gebruikt geen geestverruimende middelen en zijn verlofadres is op zich positief beoordeeld. Dit alles moet ertoe leiden dat de grond van vrees voor slachtofferconfrontatie als onjuist moet worden beoordeeld. Ook de gestelde voorwaarde
dat klager de Nederlandse taal zou moeten beheersen, kan de afwijzing van het verzoek niet dragen. Blijkens de toelichting van de Minister op de Penitentiair maatregel kan geschiktheid voor deelname aan een bepaald p.p. gelegen zijn in de aard van het
programma en de specifieke problematiek van de betreffende gedetineerde. Het programma richt zich volgens klager niet op de beheersing van de Nederlandse taal. Voor zover geoordeeld wordt dat de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal voor klager
een belemmering is voor deelname aan een p.p. geldt dat klager – teneinde goede kennis te krijgen van de aan dat p.p. verbonden voorwaarden – gebruik kan en wil maken van een tolk, dan wel dat zijn echtgenote een en ander voor hem kan vertalen

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Namens klager wordt gesteld dat de beslissing op verkeerde informatie zou zijn gebaseerd. In klagers geval is er, sprake van één slachtoffer, te weten zijn zwager, de broer van zijn echtgenote. Die persoon verblijft veelvuldig bij de ouders van klagers
partner, welke ouders bij klager ‘om de hoek’ wonen.
Die persoon woont overigens op een ander adres dan door klager wordt genoemd. Dat adres ligt ongeveer 300 meter van het verlofadres. Uit inlichtingen van de politie komt naar voren dat er tijdens klagers detentie nog sprake is geweest van een melding
van bedreigingen van zijn partner door haar familie. De reclassering heeft desgevraagd aangegeven dat elektronisch toezicht niet mogelijk is als het verlofadres zich op of binnen 300 meter van het woonadres van het slachtoffer bevindt. Klager beschikt
daarom niet over een aanvaardbaar verblijf- of verlofadres. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 7, derde lid, aanhef en onder e van de Pm, dient een gedetineerde die in aanmerking wil komen voor deelname aan een p.p. te beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres. Politie, OM en de directeur van de
inrichting, waar klager thans verblijft, adviseren allen negatief ten aanzien van de aanvaardbaarheid van het verblijfadres en dan met name omdat dit adres, dat op zich geschikt zou kunnen zijn, te dicht in de omgeving ligt van het woon- en
verblijfadres van het slachtoffer en diens familie. Hierbij weegt de beroepscommissie mee dat het misdrijf waarvoor klager gedetineerd is, een geweldsmisdrijf betreft gepleegd tegen een (schoon)familielid, dat die schoonfamilie deels woont dicht bij
het
door klager gekozen verblijfadres en de omstandigheid dat de politie heeft gemeld dat klagers echtgenote door die schoonfamilie is bedreigd. Ten slotte wordt ook meegewogen dat blijkens opgave van de reclassering elektronische controle op het naleven
van een contactverbod niet goed mogelijk is als het slachtoffer binnen ongeveer 300 meter van het verblijfadres woont zoals hier het geval is.

4.3. Gelet op het hiervoor overwogene kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven