Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4086/GV, 8 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4086/GV

betreft: [klager] datum: 8 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. R.J. Pardijs, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Klagers raadsman heeft van die gelegenheid geen
gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof, met het doel het op 26 oktober 2015 onbegeleid bezoeken van de behandeling van een (civiele) rechtszitting waarin hij partij is,
afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt dat hij eerst op 4 december 2015 de schriftelijke mededeling van de beslissing van de Staatssecretaris heeft ontvangen. Klager kan zich niet verenigen met de daarin vermelde gronden voor de
afwijzing. Klager heeft zijn moeder bewust niet op de hoogte gebracht van de aan het verlof te stellen voorwaarden omdat hij daarvan niet het belang ziet. Tijdens een verlof zal klager, anders dan in de beslissing wordt gesteld, zich houden aan de
voorwaarden van het contactverbod met zijn kinderen omdat dit ook een door hem met zijn ex-echtgenote zo is afgesproken. Klager volgt een behandeling bij De Waag en zal naar verwachting in januari 2016 starten met een COVA-training. De cursus Kiezen
voor Verandering zal hij op 14 december 2015 afronden. Klager wil graag zelfstandig de zitting met betrekking tot zijn echtscheiding kunnen bezoeken. Dit lijkt hem goed in het kader van zijn resocialisatie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is op 21 oktober 2015 afgewezen. Vervolgens wordt klager, onder intrekking van een eerdere selectiebeslissing voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting, op 26 oktober 2015 geselecteerd voor plaatsing in een
gesloten gevangenis. Tegen die beslissing tekent klager op 28 oktober 2015 bezwaar aan, op welk bezwaarschrift bij beslissing van 3 december 2015 wordt beslist. Op 4 december 2015 tekent klager beroep aan tegen die laatste beslissing en in dat
beroepschrift wordt tevens beroep ingesteld tegen de beslissing omtrent het algemeen verlof van 21 oktober 2015. De Staatssecretaris is van mening dat de beroepstermijn inzake de verlofbeslissing is overschreden en dat klager in zoverre
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 73, tweede lid, dient een beroepschrift tegen een beslissing aangaande verlof te worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen het beroep
is gericht. Een na afloop van die termijn ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

De beslissing waarop het beroep ziet, dateert van 21 oktober 2015. Niet zonder meer duidelijk is op welke datum de mededeling daarvan aan klager is uitgereikt of op welk moment klager kennis heeft gekregen van die beslissing. Nu het verzoek van klager
evenwel zag op een verlofmoment op 26 oktober 2015, acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager, zeker gelet op de aanleiding voor klager om dat verlof aan te vragen, op 26 oktober kennis heeft gehad van de afwijzing van zijn verzoek om algemeen
verlof. Gelet daarop is het beroepschrift niet ingediend binnen de daarvoor gestelde termijn en kan klager kan niet worden ontvangen in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven