Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3564/GB, 7 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/3564/GB

Betreft: [klager] datum: 7 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.D.Z.R. Mohamed Hoessein, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw, op 7 december 2015 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 december 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 10 september 2015 is het programma aangevangen en is klager
administratief ondergebracht bij penitentiaire inrichting administratief (p.i.a.) Rotterdam. Op 14 september 2015 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. Op 10 oktober 2015 is hij geplaatst in de p.i. Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft aangevoerd dat hij zijn verlof rustig wilde doorbrengen bij zijn vriendin. Er kwamen familie en vrienden van zijn vriendin op visite en klager ergerde zich hieraan. De gasten blowden en zij dronken alcohol. De reclassering zou nog komen om
een enkelbandje te zetten. Klager ging naar zijn kamer. Klager wilde eigenlijk terug naar de open inrichting, omdat het verlofadres geen goede plek was. In de avond heeft klager hierover een discussie gehad en hij vertelde zijn vriendin dat de relatie
voorbij was. Klager heeft zijn vriendin niet bedreigd of geslagen. Klager had niet gedronken. Hij had alleen sigaretten gerookt. Zijn vriendin had wel gedronken en zij was boos op klager. Zij heeft toen telefonisch een melding gedaan bij de
reclassering, waarschijnlijk vanwege die boosheid. Klager wachtte op de reclassering zodat hij de situatie kon uitleggen, maar de reclassering is nooit langsgekomen. Klager kon vanwege de kosten niet naar de directeur toe gaan met het openbaar vervoer.
Nu hij bij zijn vriendin sliep, had hij haar vooraf zijn geld gegeven voor het eten en zo. Klager is maandag 14 september 2015 naar zijn begeleider gegaan en werd toen ingesloten. Klager vindt het vervelend dat hij zijn zieke moeder niet kan bezoeken.
De relatie tussen klager en zijn vriendin is weer goed. De vriendin komt klager regelmatig bezoeken in de inrichting.
Klagers raadsvrouw benadrukt dat er geen onderbouwing of nadere omschrijving is van het vermeende incident. Er is geen aangifte gedaan bij de politie. Ook is geen onderzoek verricht en is de vriendin van klager niet gehoord over de melding die zij
heeft
gedaan. Toch wordt telkens verwezen naar die ene melding. Klager heeft ook geen urinecontrole gehad. De beëindiging van het penitentiair programma valt klager onevenredig zwaar. De relatie met de vriendin is weer goed, maar klager heeft nu een ander
verlofadres opgegeven zodat hij in het vervolg wel rustig zijn verlof kan doorbrengen. Voor het overige wordt verwezen naar de inhoud van het beroepschrift.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 11 september 2015 is een incidentmelding binnengekomen. Klager zou onder invloed van alcohol zijn vriendin hebben geslagen en bedreigd. Naar aanleiding hiervan is klager door de directeur opgeroepen voor een gesprek. Klager is niet verschenen op
deze
afspraak. Op maandag 14 september 2015 heeft klager zich daarentegen wel gemeld bij zijn begeleider van Startpunt op het penitentiair trajecten centrum (p.t.c.) in Rotterdam. Op grond van artikel 9, lid 2, sub c, van de Penitentiaire maatregel, kan de
directeur adviseren om het p.p. te beëindigen. Hiertoe is mede besloten op advies van de reclassering. Zo werd klager ervan verdacht alcohol te hebben gedronken. Vanwege de situatie met klagers vriendin gaf de reclassering niet langer goedkeuring aan
het verlofadres. Vanwege de schending van de voorwaarden en het feit dat klager zijn afspraak niet is nagekomen, is het p.p. beëindigd.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij heeft de beroepscommissie in
aanmerking
genomen dat klager niet is verschenen op de afspraak van 11 september 2015 met de directeur van de p.i.a. Rotterdam. Wat er ook zij van de incidentmelding, het is aan klager om hoe dan ook altijd gehoor te geven aan opdrachten van de directeur. De
directeur heeft in het advies van 14 september 2015 vermeld dat klager ook niets van zich heeft laten horen. Dit gegeven maakt de bestreden beslissing niet onredelijk en onbillijk. Het feit dat klager zich op 14 september 2015 wel heeft gemeld bij zijn
begeleider van het p.t.c., maakt dit oordeel niet anders. De beroepscommissie beslist daarom als volgt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 januari 2016

secretaris voorzitter

Naar boven