Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4070/GB, 4 januari 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/4070/GB

Betreft: [klager] datum: 4 januari 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. van Hees, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 november 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 25 november 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie de Schie te Rotterdam. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 5 januari 2016.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat een p.p. juist tot doel heeft het recidiverisico te verlagen. Voorts had het recidiverisico ingedamd kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van een enkelband. De afwijzende beslissing wordt onder meer onderbouwd door het feit
dat klager in het verleden voor geweldsdelicten is veroordeeld. Voor het merendeel van de gedetineerden geldt dat zij veroordeeld zijn in verband met delicten waarvan de samenleving wil voorkomen dat ze opnieuw gepleegd worden en dit onderscheidt
klager
niet van andere gedetineerden. Klager is alleen veroordeeld ten aanzien van de Wet Wapens en Munitie en niet ten aanzien van geweldsdelicten waarvan hij werd verdacht. In die zin maakt zijn veroordeling geen deel uit van een geconstateerd patroon van
geweldsdelict, zoals de reclassering stelt. Klager heeft de indruk dat de afwijzing verband houdt met de verdachtmakingen aan zijn adres in het kader van radicalisering. Deze verdachtmakingen zijn echter weinig concreet en niet voorzien van een
onderbouwing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Gezien klagers delict verleden hebben het Openbaar Ministerie (OM) en de politie negatief geadviseerd ten aan zien van het verlenen van vrijheden aan klager. Het OM heeft aangevoerd dat naast recent wangedrag ook de verder teruggaande justitiële
geschiedenis van klager aanleiding geeft voor vrees voor recidive wat betreft delicten tegen vrijheid van geest, lichaam en veiligheid van anderen. Een meer ten gunste van vrijheidsverlening strekkend advies is eerst gepast nadat een
reclasseringsrapportage beschikbaar is met een risicotaxatie en eventuele aanbevelingen voor passende voorwaarden/interventies om recidive of andere wanordelijkheden in te dammen.
Ondanks het korte strafrestant is de selectiefunctionaris van mening dat het risico op het plegen van strafbare feiten onverantwoord hoog is. Met name het gemak waarmee klager aan zware wapens weet te komen en deze gebruikt is zeer zorgelijk. Dit
risico
is niet in te perken met het stellen van voorwaarden. Uit de reactie van de directeur van de locatie de Schie van 19 november 2015 blijkt dat klager is geplaatst op de GVM-lijst en in verband met radicalisering en werving hem het risicoprofiel extreem
is toegekend.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De beroepscommissie merkt op dat in de beslissing van 21 november 2015 wordt gesteld “De reclassering schat het recidiverisico als hoog in, (-) “. Uit de e-mail van de selectiefunctionaris van 15 december 2015 aan de RSJ is echter gebleken dat
over klager geen reclasseringsrapportage is uitgebracht.
Voorts blijkt uit het dossier dat de politie en het OM negatief hebben geadviseerd over het verlenen van vrijheden aan klager. Klager is geplaatst op de GVM-lijst en hem is het risicoprofiel extreem toegekend.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 4 januari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven