Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3747/GV, 9 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3747/GV

betreft: [klager] datum: 9 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. R. van ’t Land, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 november 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek is door de inrichting bewust onvolledig ingestuurd, zodat de selectiefunctionaris niet op basis van alle informatie een deugdelijke belangenafweging heeft kunnen maken. Klager heeft verzocht om een strafonderbreking van maximaal drie
maanden, zodat ook een kortere periode onder dit verzoek valt. Het moge wellicht zo zijn dat de ingreep op zichzelf weinig risicovol zou moeten zijn, maar zowel de reden van de ingreep als de gevolgen hiervan hebben een enorme impact op zowel de vrouw
van klager als het gehele gezin. Praktische zaken kunnen wellicht op een andere wijze opgelost worden, maar dat geldt niet voor de emotionele steun. Naar klagers mening betreft dit wel degelijk een zodanige bijzondere omstandigheid waarvoor
strafonderbreking mogelijk is. Op geen enkele wijze is gebleken dat sprake is van enig risico op recidive wanneer het verzoek zou worden ingewilligd. Het enkele feit dat er nog een openstaande zaak is maakt niet dat hierdoor automatisch sprake is van
recidivegevaar. Dit is niet onderbouwd, zodat dit ten onrechte aan de afwijzingsbeslissing ten grondslag wordt gelegd. In klagers penitentiaire dossier is vermeld dat geen sprake is van vluchtgevaar. Het beroep dient gegrond te worden verklaard. Klager
en zijn raadsman wensen te worden gehoord.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op het moment van de beslissing heeft de selectiefunctionaris geoordeeld dat hij voldoende is voorgelicht. De medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft medegedeeld dat er geen medische noodzaak is voor strafonderbreking. De
zorg voor het gezin kan op andere wijze worden geregeld dan via een strafonderbreking van klager. Het Openbaar Ministerie (OM) en de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht adviseren negatief.
Het is begrijpelijk dat klager zijn vrouw wil ondersteunen tijdens en na deze emotioneel ingrijpende operatie. Voor hulp kan een beroep worden gedaan op derden of professionele hulpverlening. Er is echter geen noodzaak voor strafonderbreking.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s -Hertogenbosch heeft negatief geadviseerd vanwege het recidiverisico gezien klagers strafblad en klagers recente preventieve hechtenis.
De medisch adviseur van het ministerie van Veiligheid en Justitie acht strafonderbreking niet medisch is geïndiceerd, nu uit informatie van de huisarts van klagers echtgenote is gebleken dat klagers echtgenote binnenkort een relatief weinig risicovolle
gynaecologische ingreep zal ondergaan.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie overweegt dat een beroep als het onderhavige in beginsel schriftelijk wordt afgedaan. De beroepscommissie acht zich in deze zaak ook voldoende ingelicht om op het
beroep te beslissen en nu door en namens klager geen argumenten zijn aangevoerd waarom een schriftelijke behandeling naar hun mening niet volstaat, wijst de beroepscommissie het verzoek af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Op 17 september 2014 is klager door de meervoudige kamer van de rechtbank te
’s-Hertogenbosch eveneens veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor overtreding van de Opiumwet. Tegen dit vonnis heeft klager hoger beroep ingesteld.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan
strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van maximaal drie maanden Zowel de reden van de medische ingreep bij klagers echtgenote als de gevolgen hiervan hebben een enorme impact op zowel klagers echtgenote als het gehele gezin.

Voor het toekennen van strafonderbreking zal aannemelijk moeten zijn dat klagers aanwezigheid in zijn gezin noodzakelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat dit uit de overgelegde stukken onvoldoende is gebleken. De medisch adviseur acht
strafonderbreking niet geïndiceerd. De advocaat-generaal en de directeur van de p.i. Dordrecht staan negatief tegenover strafonderbreking.
Gelet op het medisch advies, het recidiverisico, klagers strafblad en een nog openstaande strafzaak, is de beroepscommissie van oordeel dat, de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als
onredelijk
of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven