Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4032/SGA, 4 december 2015, schorsing
Uitspraakdatum:04-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/4032/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 4 december 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 30 november 2015, inhoudende de gedeeltelijke intrekking van de twee
eerstvolgende weekendverloven op 4 en 11 december 2015, wegens het te laat terug keren van verlof op 29 november 2015.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het op 3 december 2015 bij de beklagcommissie ingeschreven klaagschrift en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 december 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat gedeeltelijk het geval.
De voorzitter gaat er bij zijn uitspraak vanuit dat de beslissing van de directeur is gebaseerd op het bepaalde in artikel 10 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. In dat artikel is in het eerste lid onder a bepaald dat gehele of
gedeeltelijke intrekking van verlof mogelijk is ten aanzien van het volgende verlof. In dat artikel wordt niet aan de directeur de bevoegdheid gegeven om de volgende twee verloven geheel of gedeeltelijk in te trekken. Gelet daarop is de beslissing ten
aanzien van het tweede verlof genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 10 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting en komt het verzoek ten aanzien van dit deel van de beslissing van de directeur voor toewijzing in
aanmerking.
Ten aanzien van de gedeeltelijke intrekking van het eerste verlof zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzitter de voorzitter geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die tot een toewijzing van dat deel van het verzoek nopen. Het verzoek
zal daarom in zoverre worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe voor zover de bestreden beslissing van de directeur ziet op het verlof van 11 december 2015 en schorst de in zoverre de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur tot het moment dat de beklagcommissie op
het
onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.
Hij wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven