Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3746/GV, 8 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3746/GV

betreft: [klager] datum: 8 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.J. Pardijs om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek om algemeen verlof. Inmiddels is er veel veranderd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is veroordeeld voor het plegen van een geweldsdelict in de relationele sfeer en heeft een recidivestaat op het gebied van geweldsdelicten. De ernst van deze delicten
lijkt toe te nemen. Volgens de reclassering zijn een ambulante behandeling en toezicht niet geïndiceerd omdat het gevarenrisico te hoog is door de ernst van de huidige delictpleging, de hoge kans op recidive en klagers pro-criminele houding. Een
klinische behandeling is noodzakelijk. Het Openbaar Ministerie heeft op 11 februari 2015 zijn eerdere negatieve advies bevestigd. Klager zou een vorige keer zijn ex-partner hebben benaderd met de boodschap dat hij haar wel op zou zoeken. Klagers
verzoek
is afgewezen op grond van een hoog recidiverisico, het risico op maatschappelijke onrust en het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie vanwege de kleine afstand tussen het verlofadres en de woonplaats van het slachtoffer. Bovendien is klager op
13
november 2015 gesanctioneerd wegens het gebruik van THC. Ook om die reden komt klager niet in aanmerking voor algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder heeft, in navolging van het MDO-advies van 1 oktober 2015, geadviseerd aan het verlof voorwaarden te verbinden, bestaande uit een locatieverbod voor Heerhugowaard, een meldplicht bij de politie en een locatiegebod
van
21.00 uur tot 09.00 uur. Voorts heeft de directeur geadviseerd het verlof 24 uur te laten duren in plaats van 60 uur, gelet op de positieve urinecontroles.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie en het risico op maatschappelijke onrust.
De politie heeft positief geadviseerd mits daaraan voorwaarden worden verbonden bestaande uit een locatiegebod en -verbod.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 maart 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vijfde verlofaanvraag.

Klagers verzoek is afgewezen op grond van een hoog recidiverisico, het risico op maatschappelijke onrust en het risico op ongewenste slachtofferconfrontatie. Hoewel dit op zichzelf contra-indicaties kunnen vormen voor verlofverlening, is namens de
Staatssecretaris niet gemotiveerd of eventuele risico’s niet op andere wijze kunnen worden ondervangen, zoals bijvoorbeeld een meldplicht en een locatiegebod en -verbod. Eveneens is niet gemotiveerd of verlof kan worden verleend voor een kortere duur
dan 60 uur. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat afwijzing van klagers verzoek op bovenstaande gronden onvoldoende is gemotiveerd.

Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie echter op dat sprake is van recent drugsgebruik door klager. Het gebruik van verdovende middelen tijdens detentie is in het kader van het landelijk geldend Drugsontmoedigingsbeleid aanleiding om
minder, dan wel geen vrijheden te verlenen. Bovendien bestaat het gevaar dat het verlof zal leiden tot drugsgebruik, hetgeen conform artikel 4, sub c, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting een contra-indicatie is voor verlofverlening. De
beroepscommissie betrekt deze omstandigheid en verklaart derhalve het beroep ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 8 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven