Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2831/GA, 7 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2831/GA

betreft: [klager] datum: 7 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 augustus 2015 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 november 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. J. Serrarens en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Als toehoorder was aanwezig de heer [...], stagiair.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de toepassing van het boeienregime ten aanzien van klager in de periode van 7 oktober 2014 tot 6 januari 2015 (PS-2014-261, 268, 287, 288, 305, 325, 326, 330, 338, 361, 364, 373, 374, PS-2015-005, 006);
b. het niet tweemaal per week een sportmoment aanbieden in de periode van 21 oktober 2014 tot 20 december 2015 (PS-2014-269, 304, 309, 310, 318, 335, 378, 380, PS-2015-004, 007);
c. het niet aanbieden van arbeid en daarvoor geen compensatie aanbieden in de periode van 20 september 2014 tot 3 januari 2015 (PS-2014-241, 270, 272, 306, 308, 317, 328, 379, 381, PS-2015-004 en 007);
d. het niet aanbieden van een luchtmoment in de periode van 11 oktober 2014 tot 6 november 2014 (PS-2014-266, 267, 271, 280-285, 294-297, 307);
e. het onvoldoende aanbieden van recreatie in de periode van 25 september 2014 tot 18 december 2014 (PS-2014-249, 262, 286, 309-316, 318, 327, 329, 335, 337, 359, 360, 362, 363, 372, 375, 376).

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a., d. en e. ongegrond verklaard, heeft het beklag ten aanzien van onderdeel b. gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 25,= toegekend en heeft het beklag ten aanzien van onderdeel
c. gegrond verklaard en geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager trekt het beroep ten aanzien van de onderdelen a. en d. in.
Ten aanzien van onderdeel b. is het volgende aangevoerd. De tegemoetkoming is te gering. Een gedetineerde heeft recht op twee keer per week drie kwartier sporten. Dit betekent ook dat een gedetineerde in die periode is uitgesloten. Tijdens de zitting
van de beklagcommissie had de directie toegezegd dat klager anderhalf uur per week extra recreatie aangeboden zou worden in plaats van twee keer drie kwartier sporten. Dit is echter niet gebeurd.
Ten aanzien van onderdeel c. is het volgende aangevoerd. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Aan klager is wel ‘crea’ toegezegd, maar dit heeft hij nooit gekregen.
Ten aanzien van onderdeel e. is het volgende aangevoerd. Aan klager werd regelmatig geen recreatie aangeboden of de tijd daarvoor werd ingekort. Als alle recreatiemomenten zoals vermeld in het paviljoenrooster worden toegepast, dient er in totaal negen
uur recreatie per week te worden aangeboden. In de regel heeft klager nauwelijks negen uur aan recreatie gekregen. Ondanks dat de wet minimaal zes uur aan recreatie voorschrijft, kan uit de afdelingsregels iets anders worden opgemaakt. De verwachting
wordt gewekt dat negen uur wordt aangeboden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van onderdeel b. voert de directeur aan dat het niet correct is dat aan klager de toegezegde anderhalf uur aan recreatie niet is
aangeboden.
Ten aanzien van onderdeel c. voert de directeur aan dat er reden is voor het toekennen van een tegemoetkoming nu klager geen ‘crea’ heeft gekregen.
Ten aanzien van onderdeel e. is het volgende aangevoerd. De wettelijke norm voor wat betreft het aanbieden van recreatie is zes uur. De negen uur is vooral voor het PPC bedoeld. Daarnaast moet iedere gedetineerde minimaal die zes uur ontvangen. Ondanks
dat er in programma’s wordt voorzien in negen uur aan recreatie, kan daaraan geen recht worden ontleend. Wel moet geprobeerd worden te voldoen aan de opgewekte verwachtingen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie beschouwt het beroep ten aanzien van de onderdelen a. en d. als ingetrokken.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de toegekende tegemoetkoming, nu is gebleken dat klager de door de directie toegezegde anderhalf uur per week extra recreatietijd niet heeft gekregen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de
beroepscommissie zal een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 50,=.

Ten aanzien van onderdeel c. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Door de beklagcommissie is geen tegemoetkoming toegekend omdat klager een voldoende loonvervangende financiële tegemoetkoming heeft ontvangen. De door de directie toegezegde alternatieve ‘crea’ heeft klager echter niet gekregen. De beroepscommissie kan
zich derhalve niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een tegemoetkoming van € 50,= toekennen.

Ten aanzien van onderdeel e. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Ingevolge artikel 49, tweede lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld tot deelname aan recreatieve activiteiten, gedurende ten minste zes uren per week. Met de beklagcommissie is de beroepscommissie
van oordeel dat aan deze wettelijke norm is voldaan. Hoewel de paviljoenregels het mogelijk maken om meer uren aan te bieden en ook de suggestie wekken dat negen uur aan recreatie wordt aangeboden, kan - ook in de context van het individuele regime
waarin klager verblijft - daaraan geen afdwingbaar recht worden ontleend. Nu niet is gebleken dat de minimumnormen in artikel 49, tweede lid, van de Pbw zijn geschonden zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel e. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 7 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven