Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2112/GA, 7 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2112/GA

betreft: [klager] datum: 7 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. F.F. Aarts en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie
Zuyder Bos.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het verschil in behandeling van klager ten opzichte van andere gedetineerden voor wat betreft de voedselverstrekking.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Inmiddels wordt op de afdelingen B0 en B1 ook vers voedsel verstrekt. Daarvoor was er sprake van rechtsongelijkheid. De gedetineerden van de E-afdeling
kregen vers voedsel verstrekt ter waarde van € 40,= zonder dat ze hiervoor hoefden te betalen. Klager kreeg het standaard voedsel dat door de inrichting wordt verschaft. Hij beschikte niet over de financiële middelen om zelf extra (verse)
voedingsmiddelen te kopen. Klager is heel klein en heeft een smal postuur. Sinds klager in aanmerking komt voor de verse voedselverstrekking is hij vijf kilo aangekomen, hetgeen hard nodig was voor zijn gezondheid. Het was voor klager niet duidelijk
waarom hij niet eerder in aanmerking kwam voor de verse voedselverstrekking. Door de directeur werd aangevoerd dat met Sodexo nog gesprekken moesten plaatsvinden, maar gelet op het feit dat de pilot al liep was dat niet logisch. De mogelijkheid tot
algehele invoer had al geverifieerd kunnen worden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het kader van zelfredzaamheid is de directie in 2014 gestart met een pilot op afdeling E1. Dit ondanks de juridische verplichting tot afname bij
Sodexo. De pilot is daarna uitgebreid naar afdeling E0. De pilot wees uit dat er minder voedsel wordt weggegooid. Vervolgens was het de bedoeling dit concept ook op de andere afdelingen uit te rollen. Deze uitrol heeft langer geduurd vanwege
verklaarbare omstandigheden. Ten eerste zette Sodexo de hakken in het zand, want het zou betekenen dat er zestig maaltijden minder zouden worden afgenomen per afdeling. Ten tweede waren er logistieke problemen die eerst moesten worden opgelost, zoals
het tekort aan koelkasten. Ook was afwisseling derhalve niet wenselijk. Inmiddels is men bezig met uitbreiding naar alle afdelingen. De gedetineerden krijgen de keuze om mee te doen of om een maaltijd van Sodexo af te nemen. Overigens bevatten de
maaltijden van Sodexo wel alle voedingsmiddelen. Het is de eigen keuze van de gedetineerde om voedingsmiddelen bij de inrichtingswinkel te kopen. De kosten kunnen derhalve niet echt met elkaar vergeleken worden. De directeur heeft aan zijn zorgplicht
voldaan want hij heeft wel altijd een maaltijd aangeboden. Aan klager is wel degelijk uitgelegd dat en waarom hij nog niet in aanmerking kwam voor de verse voedselverstrekking.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het beklag is gericht tegen de periode van 3 maart 2015 tot 1 augustus 2015, waarin de pilot betreffende de verse voedselverstrekking werd uitgebreid naar de afdeling E0. Met de beklagrechter is de beroepscommissie
van
oordeel dat sprake is van rechtsongelijkheid, maar dat deze ongelijkheid in het onderhavige geval gerechtvaardigd is. De beroepscommissie neemt daarbij de nadere toelichting van de directeur in aanmerking, waaruit zij opmaakt dat afwisseling van de
verse voedselverstrekking met de andere afdelingen wegens organisatorische aspecten niet gewenst was. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 7 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven