Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2427/TA, 23 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 15/2427/TA

betreft: [klager] datum: 23 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Koster, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juli 2015 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. A.S.E. Evelo, en [...], jurist bij de Oostvaarderskliniek. Klager heeft laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het beperken van de contacten met een medeverpleegde met wie klager een relatie onderhoudt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting faciliteert de affectieve relatie tussen klager en een medeverpleegde niet, waardoor zijn recht op respect voor een familie- en/of
gezinsleven ex artikel 8 EVRM wordt geschonden. De betreffende medeverpleegde verblijft sinds geruime tijd in de kliniek. De stelling van de directeur dat de medewerkers haar nog niet goed kennen, is derhalve onhoudbaar. De relatie die zij met elkaar
onderhouden duurt al enige tijd. Er is inmiddels voldoende gelegenheid geweest voor de inrichting om de relatie te monitoren. Niet valt in te zien waarom klager en de medeverpleegde elkaar niet op de afdeling mogen bezoeken. Op de afdeling kan er
toezicht op hen worden gehouden. Er is in het geheel geen gevaar voor recidive. Het delict van klager ligt niet in de relationele sfeer. Iedere volwassen relatie kent ‘ups’ en ‘downs’. Er is dus geen enkele reden de relatie niet te faciliteren. Ze zijn
hierover open geweest. Sinds 24 juni 2015 kunnen klager en de medeverpleegde elkaar bezoeken.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De inrichting is terughoudend geweest in het toestaan van contacten tussen klager en de medeverpleegde. Hierbij heeft het
delict-achtergrond van de medeverpleegde een prominente rol gespeeld. Bovendien is gebleken dat de relatie stormachtig verloopt doordat deze wisselend aan en uit is gegaan.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 8.3.7 van de huisregels van de inrichting is (intern) bezoek aan patiënten van andere afdelingen mogelijk. Voor de procedure van het aanvragen van intern bezoek geldt dezelfde procedure als bij extern bezoek. Deze procedure houdt
volgens artikel 8.3.1 en 8.3.2 van de huisregels in dat het hoofd behandeling beslist over de toelaatbaarheid van de bezoeker en dat het hoofd van de inrichting beperkingen kan stellen aan het bezoek.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het hoofd van de inrichting heeft gelet op het indexdelict van de medeverpleegde met wie klager een
affectieve relatie onderhoudt en het kennelijk stormachtige verloop van de relatie tussen klager en de medeverpleegde zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen eerst de relatie te willen monitoren alvorens meer vrijheden toe te staan. Dit
vormt weliswaar een beperking van het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op respect voor het familie- en/of gezinsleven, doch deze beperking is gelet op in het tweede lid van artikel 8 EVRM genoemde gronden gerechtvaardigd. De beroepscommissie zal het
beroep ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 23 december 2015

secretaris voorzitter

Naar boven