nummer: 15/3050/GA en 15/2965/GA
betreft: [klager] datum: 21 december 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. IJdis, namens
[...], verder te noemen klager,
en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek,
gericht tegen een uitspraak van 2 september 2015 van de beklagcommissie bij de p.i. Achterhoek,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Achterhoek en klager alsmede zijn raadsman in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep respectievelijk om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van de afwijzing van de verlofaanvraag ongegrond verklaard en heeft het beklag ten aanzien van het geven van sturing gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Door de directeur wordt ten onrechte veel waarde toegekend aan het advies van het Openbaar Ministerie, terwijl dit telkens met andere argumenten
negatief adviseert. Voorts is de eis dat klager een verlofadres buiten Nijmegen opgeeft onredelijk. Hij heeft zijn hele leven in Nijmegen gewoond en daar woont ook zijn familie. Dit verzoek betrof klagers vijfde verlofaanvraag en zijn v.i.-datum komt
steeds dichterbij.
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Tijdens de beklagzitting heeft de directeur aangegeven dat niet uitgesloten was dat andere verlofaanvragen van klager wel goedgekeurd zouden kunnen
worden, mits hij een ander verlofadres opgeeft. Hoewel door de casemanager regelmatig aan klager is gevraagd om een ander verlofadres op te geven, weigerde klager dit. Klager blokkeert hiermee zelf andere mogelijkheden om toch een verlof te kunnen
krijgen. De directeur heeft geen specifieke aanvragen ontvangen voor andere verloven. In de Penitentiaire Beginselenwet en in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat niet vermeld dat de zorgplicht van de directeur zover gaat dat hij
dient
te onderzoeken welke verlofmogelijkheden een gedetineerde verder heeft indien een verlofaanvraag gemotiveerd wordt afgewezen.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep van klager (15/3050/GA) overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, wegens mensenhandel en een zedendelict. Tegen dit vonnis is cassatie ingesteld. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis van dertien dagen te ondergaan, alsmede
gevangenisstraffen van zeven respectievelijk veertien dagen. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 18 juli 2016.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vijfde verlofaanvraag.
Klagers verzoek is afgewezen, met name wegens het hoge recidiverisico en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. In beroep spitste de directeur zijn afwijzing toe op het verlofadres. Klager heeft een verlofadres opgegeven in Nijmegen, maar het
Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd vanwege het risico op slachtofferconfrontatie, klagers ontkennende houding en het gegeven dat de feiten zijn gepleegd in Nijmegen. Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur aangevoerd dat een
enkelband en een gebiedsverbod niet volstaan, omdat er wel een buffer moet zijn om tijdig te reageren bij een eventuele melding. Naar het oordeel van de beroepscommissie is deze stelling door de directeur onvoldoende onderbouwd, nu bijvoorbeeld niet is
gebleken wat de afstand is tussen het verlofadres en het adres van het slachtoffer. Daarbij betrekt de beroepscommissie ook de omstandigheid dat klager geworteld is in Nijmegen en in deze stad ook wil terugkeren na zijn detentie. Gelet op het
vooroverwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet op goede gronden rust. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. De beroepscommissie draagt de directeur op een
nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
Ten aanzien van het beroep van de directeur (15/2965/GA) overweegt de beroepscommissie als volgt.
Nu uit het voorgaande volgt dat de beslissing van de directeur onvoldoende is gemotiveerd en daarmee de klacht gegrond is verklaard, komt de beroepscommissie niet meer toe aan de beoordeling van het beroep van de directeur over het onvoldoende sturing
geven om klager een andere verlofaanvraag te laten indienen. Dit beroep wordt ongegrond verklaard. Overigens is de beroepscommissie van oordeel dat het doorgaans niet op de weg van de directeur ligt om de nadere invulling van een verlofaanvraag tot
zijn
taak te rekenen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 21 december 2015.
secretaris voorzitter