Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2221/GA en 15/2241/GA, 31 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2221/GA en 15/2241/GA

betreft: [klager] datum: 31 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

en van een op 13 juli 2015 ingekomen beroepschrift van klager, gericht tegen de – in dezelfde uitspraak vastgestelde – hoogte van de tegemoetkoming,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. L.E. Toet en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het geen uitvoering geven aan een uitspraak van de beroepscommissie van 15 oktober 2014.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is iets fout gegaan bij het nemen van de nieuwe beslissing. De directeur heeft wel gevolg gegeven aan de opdracht van de beroepscommissie maar die beslissing is niet aan klager medegedeeld. Er is alleen een mededeling van de nieuwe beslissing ter
kennisneming aan de beroepscommissie gezonden. Op zich had het misschien voor de hand gelegen om het beroep in te trekken. De directeur wil dat, nu de zaak inmiddels door de beroepscommissie is bestudeerd, maar niet meer doen.

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de hoogte van de aan hem door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming.

3. De beoordeling
Nu de directeur heeft bevestigd dat aan klager, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de beroepscommissie, geen mededeling is gedaan omtrent een nieuwe beslissing en dat dit op zich aanleiding had kunnen zijn om het beroep in te trekken, kan
hetgeen in beroep is aangevoerd niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep van de directeur zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal in zoverre worden bevestigd.

Ten aanzien van de tegemoetkoming kan de beroepscommissie zich verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Ook het beroep van klager zal daarom ongegrond worden verklaard. Ook dit onderdeel van de uitspraak van de beklagrechter zal daarom
worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen van de directeur en van klager beide ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven