Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2508/GA, 31 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2508/GA

betreft: [klager] datum: 31 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.T. van Berge Henegouwen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 juli 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.)Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. S.M. Kurvers, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde locatie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, zulks in verband met de noodzaak van het doen van onderzoek en ter bescherming van klagers
veiligheid, opgelegd op 16 april 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers raadsvrouw heeft allereerst gepersisteerd bij hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht. Voorts heeft zij aangevoerd dat er in de ogen van klager sprake is van een motiveringsgebrek. De directeur kreeg informatie over mogelijk gevaar
voor de liquidatie van klager. Klager heeft vervolgens door de directeur een ordemaatregel opgelegd gekregen. Die ordemaatregel is op 30 april 2015 opgeheven, kennelijk omdat er geen onderzoeksresultaten werden verkregen. Er is van dat onderzoek en
eventuele resultaten door klager nooit enige schriftelijke neerslag gezien. Gelet daarop zou de klacht, ook gelet op een eerdere uitspraak van de beroepscommissie (met kenmerk 13/3796/GA van 29 januari 2014), alsnog gegrond moeten worden verklaard.
Subsidiair stelt klager zich op het standpunt, dat, nu hij niet is gehoord omtrent het opleggen van die ordemaatregel, die ordemaatregel is opgelegd in strijd met de wet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is bij het opleggen van de ordemaatregel niet gehoord door directeur. Het Hoofd Veiligheid van de inrichting heeft klager wel op hoogte van gesteld van informatie die over hem binnen was gekomen. Hij was vanuit een penitentiair programma (p.p.)
teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting. Er bestaat ten aanzien van klager een relatie met de zogenaamde “tattoo-killers”. Klager heeft het bestaan van die relatie ook zelf erkend en tegenover de reclassering, tijdens zijn p.p.,
aangegeven
dat er een prijs op zijn hoofd zou staan. De inrichting kreeg daarom van het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip) het advies om klager in afwachting van de resultaten van het onderzoek in afzondering te plaatsen. Klager is vervolgens voor
zijn eigen veiligheid door de directeur in afzondering geplaatst. De directeur heeft meermalen navraag gedaan bij het Grip over de stand van het onderzoek en daarnaast is klager in de inrichting geobserveerd. Toen er na twee weken nog steeds geen
resultaten werden gemeld met betrekking tot dat onderzoek, is de maatregel beëindigd. Uiteindelijk kreeg de directeur het Grip-verslag pas na drie weken.
Omdat de maatregel met name was opgelegd in verband met mogelijk liquidatiegevaar, was er geen aanleiding voor een dagelijks bezoek van de gedragsdeskundige. Klager is door de directeur niet gehoord omdat er voldoende redenen waren voor zijn
afzondering. De directeur is voorafgaand aan de oplegging van die afzonderingsmaatregel mondeling ingelicht door het Grip.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c van de Pbw stelt de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te worden gehoord, alvorens hij beslist over (onder meer) de plaatsing in afzondering als bedoeld in artikel 24,
eerste lid, van de Pbw.

Vast staat dat aan klager op 16 april 2015 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering is opgelegd en dat klager voorafgaand aan die oplegging niet is gehoord. Nu niet aannemelijk is geworden dat het horen achterwege kon blijven om redenen als
bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw, moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 57, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand
blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht, nu het opleggen van de maatregel – daarbij gelet op hetgeen door de directeur ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht – op zich begrijpelijk was, geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven