Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3660/GV, 31 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3660/GV

betreft: [klager] datum: 31 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.G.M. Raafs, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 oktober 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek om strafonderbreking is ten onrechte afgewezen. Klager voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor strafonderbreking als bedoeld in artikel 40a van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager ondergaat een gevangenisstraf en dient aansluitend (eventueel) een subsidiaire hechtenis van een jaar en een gevangenhouding van twintig dagen te ondergaan in verband
met
respectievelijk een schadevergoedingsmaatregel en overlevering aan Hongarije. Het overlevingsverzoek van Hongarije is ingewilligd, maar diverse instanties zijn nog verwikkeld in een overdracht van de schadevergoedingsmaatregel aan Hongarije. Voorts zal
het verlenen van strafonderbreking zijn doel missen, omdat klager dan ten behoeve van zijn overlevering een gevangenhouding dient te ondergaan. Zodra overlevering mogelijk is kan opnieuw om strafonderbreking worden verzocht.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen – zakelijk weergegeven – uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie adviseert negatief ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking zo lang de executie van de schadevergoedingsmaatregel nog niet aan Hongarije is overgedragen. Thans wordt bezien of deze overdracht mogelijk is. Als
strafonderbreking – waaronder wordt verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf – wordt verleend dan staat de executie van de schadevergoedingsmaatregel nog open. Klagers overleving kan daarom feitelijk nog niet plaatsvinden.
De Dienst Terugkeer en Vertrek heeft aangegeven dat klagers overlevering is bevolen en dat hij op de ‘lijst Europees aanhoudingsbevel’ staat. Het internationale rechtshulp centrum (IRC) draagt thans zorg voor zijn overlevering.
Het IRC heeft aangegeven dat klager eerst de in Nederland opgelegde straf dient te ondergaan alvorens hij kan worden overgeleverd.
De directeur van de p.i. Ter Apel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, omdat strafonderbreking thans niet mogelijk is.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek wegens mensenhandel en het medeplegen van witwassen. Aansluitend dient hij (eventueel) een subsidiaire hechtenis van een jaar en een gevangenhouding van twintig dagen te ondergaan wegens
respectievelijk een schadevergoedingsmaatregel en overlevering aan Hongarije. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 31 oktober 2017.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Artikel 40a van de Regeling bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft strafonderbreking voor
onbepaalde tijd kan worden verleend. Uit de nota van toelichting bij artikel 40a wordt duidelijk dat er redenen kunnen zijn die zich tegen het verlenen van strafonderbreking verzetten. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de belangen van
slachtoffers en de mate waarin de rechtsorde was geschokt door het door de vreemdeling gepleegde delict.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking om terug te kunnen keren naar Hongarije – alwaar hij in het kader van een overleveringsverzoek van Hongarije eveneens in detentie zal verblijven – zodat hij beter in staat is om bezoek van zijn kinderen te
ontvangen. Uit de stukken blijkt dat de rechtbank Amsterdam aan klager een schadevergoedingsmaatregel van € 1.041.055, 33 heeft opgelegd. Indien hij niet aan zijn betalingsverplichting voldoet dient hij na afloop van zijn gevangenisstraf een jaar
subsidiaire hechtenis te ondergaan. De executie van deze aanzienlijke schadevergoedingsmaatregel is (nog) niet overgedragen aan Hongarije. Thans wordt bezien of deze overdracht mogelijk is. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde
omstandigheid
een afwijzing van klagers verzoek rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 31 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven