Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2488/TA, 15 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2488/TA

betreft: [klager] datum: 15 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord mr. A.L. Louwerse, raadsvrouw van klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het niet mogen bellen met zijn toenmalige advocaat op 8 december 2014;
b. afzondering op 8 december 2014.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Klager handhaaft zijn verklaring dat het anderhalve dag heeft geduurd voordat hij zijn toenmalige advocaat heeft kunnen bellen. Als dat eerder was geweest, had de desbetreffende advocaat ook eerder dan 11 december 2014 beklag ingediend. De
beklagrechter zegt wel dat klager zijn verklaring niet aannemelijk heeft gemaakt, maar de inrichting heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat klager op 8 december 2014 wel heeft kunnen bellen. Daarom handhaaft klager zijn klacht. Hij wenst een
tegemoetkoming van € 10,= nu de inrichting onvoldoende inspanning heeft geleverd om klager in contact met zijn advocaat te laten treden.
b. De afzondering is onredelijk. De inrichting had rekening moeten houden met het feit dat klager veel spanningen in verband met de zitting inzake de verlenging van zijn tbs van 12 december 2014 ondervond en dat die versterkt werden door het niet
werken
van zijn telefoonkaart en het niet mogen bellen met de afdelingstelefoon. Als de inrichting hem begeleid had, was afzondering niet nodig geweest. De afzondering heeft bovendien te lang geduurd omdat de maatregel opgeheven had moeten worden toen het
beter met klager ging. Klager wenst een tegemoetkoming van € 7,50 per dag vanwege onterechte afzondering op zijn kamer.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a. Zowel de sociotherapeut als de zorgmanager geeft aan dat klager op 8 december 2014 met zijn advocaat heeft kunnen bellen.
b. De dagen voor de verlengingszitting was klager erg gespannen, waardoor iets kleins op 8 december 2014 een groot incident opleverde. Ter bescherming van klager tegen prikkels is de afzondering voortgezet - hetgeen in het verlengde ligt van de
handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting -, met name ten einde escalatie te voorkomen door hem van prikkels weg te houden. De dag na de zitting is de afzondering opgeheven omdat klager na de verlengingszitting opgelucht over kwam.

3. De beoordeling
a. Klager heeft zowel in beklag als in beroep verklaard dat hij niet op 8 december 2014 met zijn toenmalige advocaat heeft kunnen bellen over de verlengingszitting van 12 december 2014, maar één tot anderhalve dag later. De inrichting stelt zich op het
standpunt dat klager wel op 8 december 2014 heeft kunnen bellen. Volgens de schriftelijke verklaring van personeelslid Van L. van 23 januari 2015 is klager op 8 december 2014 de gelegenheid geboden om na het corvee met de afdelingstelefoon te bellen
toen bleek dat klagers pasje niet werkte. In het verweerschrift van 17 maart 2015 staat echter vermeld dat klager op 8 december 2014 in de gelegenheid is gesteld te bellen met de patiëntentelefoon nadat deze gerepareerd was. Gelet op deze
tegenstrijdige
verklaringen van de inrichting zal de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel geven voor wat betreft zijn consequent afgelegde verklaring dat hij niet op 8 december 2014 heeft kunnen bellen. Het beroep zal daarom in zoverre gegrond
verklaard
worden.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 7,50.

b. Vast staat dat de afzonderingsmaatregel is opgelegd met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. In het licht van klagers wisselende stemming, de bij hem oplopende spanning vanwege de verlengingszitting van 12 december
2014 en de door hem geuite dreigementen naar de sociotherapie kon de maatregel in redelijkheid na het ontstane conflict met de sociotherapie op 8 december 2014 worden opgelegd. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Als onweersproken staat verder vast dat in de dagen na de opgelegde afzondering een aanzienlijke verbetering in klagers gedrag waarneembaar was, maar dat er voor is gekozen de afzondering vanwege de spanningen rond de verlengingszitting van 12 december
2014 bij klager niet direct te beëindigen, maar ter bescherming van hem voort te zetten met dagelijkse uitbreiding van zijn bewegingsvrijheid. Op 13 december 2014 is de afzondering beëindigd. Volgens de wet is voortzetting van de afzondering alleen
mogelijk als dat noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake was. Het beroep zal daarom in zoverre gegrond
verklaard worden. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie
stelt deze vast op (3 x
€ 7,50) € 22,50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 7,50,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van b., voor zover betrekking hebbend op de oplegging van de afzondering ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter; zij verklaart het beroep ten aanzien van b., voor zover
betrekking hebbend op de duur van de afzondering gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 22,50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. N. Jörg en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven