Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2765/TB (tussenbeslissing), 15 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2765/TB (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 15 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 17 augustus 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op verzoek van klagers raadsman is [...], behandelcoördinator bij de Pompestichting locatie Vught, gehoord als getuige-deskundige. Het verzoek van klagers raadsman om tevens twee externe rapporteurs, psychiater M. en psycholoog S., als
getuige-deskundigen ter zitting te horen is door de beroepscommissie afgewezen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 10 december 1999 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 30 oktober 2000 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag. Op 14 oktober 2009 is klager geplaatst in de
longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. Op 30 maart 2012 respectievelijk 2 april 2013 is beslist tot voortzetting van klagers verblijf aldaar. De daartegen ingediende beroepen zijn ongegrond verklaard bij RSJ 17 augustus 2012, 12/1170/TB,
respectievelijk RSJ 2 september 2013, 13/1183/TB.
Op 25 augustus 2014 heeft de Pompestichting de Staatssecretaris geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven.
Op 12 december 2014 en 17 december 2014 zijn door psychiater M. respectievelijk psycholoog S. pro justitia rapportages uitgebracht, inhoudende een advies tot opheffing van de longstaystatus van klager en bij voorkeur het toepassen van een inhoudelijke
behandeling in de Pompestichting.
In een reactie daarop van 14 januari 2015 heeft de Pompestichting aangegeven te betwijfelen of de door de rapporteurs M. en S. mogelijk geachte behandeling kans van slagen heeft en meer te zien in een het verder vorm geven aan een traject in de locatie
Zeeland, waaraan klager niet wenst mee te werken; verder is aangegeven dat de Pompestichting niet principieel tegen opheffing van de longstay-status is, maar dat dan goed gekeken moet worden of klager naar een longcare voorziening of een
behandelinrichting kan gaan.
Vervolgens is klager op 5 maart 2015 door de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) gezien en is op 5 maart 2015 door de LAP geadviseerd tot opheffing van klagers longstaystatus met de bedoeling dat met klager vanuit een
instelling als Het Kempehuis aan een resocialisatietraject wordt gewerkt.
De Staatssecretaris heeft op 17 augustus 2015 beslist klagers verblijf in de longstay- voorziening voort te zetten.
In het verlengingsadvies van 10 augustus 2015 heeft de Pompestichting gemeld dat het behandelteam meent dat klager nog baat heeft bij een verblijf in de longstay en op langere termijn zou kunnen uitstromen naar een longcare voorziening.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers raadsman heeft de Staatssecretaris gemeld een verzoek bij de beroepscommissie te willen indienen om de twee rapporteurs M. en S. als getuige-deskundigen ter zitting te horen, waarop de Staatssecretaris aangaf het wenselijk te vinden dat dan ook
klagers behandelcoördinator M. als getuige-deskundige wordt gehoord ter zitting teneinde de balans wat betreft ‘pro en contra’-argumenten in evenwicht te houden. Daarop heeft klagers raadsman gemeld de beroepscommissie te verzoeken om alle drie
personen als getuige-deskundigen op te roepen.
Het contraire besluit is door de Staatssecretaris niet onderbouwd en is pas vijf maanden na het LAP-advies genomen. De Staatssecretaris overweegt dat er geen contra-indicaties voor voortzetting van klagers verblijf in de longstay zijn. De op verzoek
van
de Staatssecretaris uitgebrachte adviezen van de rapporteurs M. en S. en het advies van de LAP vormen echter een contra-indicatie omdat zij tot opheffing van klagers longstay -status adviseren. In het verweerschrift geeft de Staatssecretaris voorts
drie
argumenten die de bestreden beslissing niet kunnen dragen. Het argument dat bij klager sprake is van complexe problematiek is niet doorslaggevend omdat ook andere tbs-gestelden gezien de duur van de tbs complexe problematiek hebben. Het tweede argument
van het nog aanwezige delictgevaar is evenmin doorslaggevend. Als er geen delictgevaar zou zijn, zou klagers tbs niet meer nodig zijn. Psycholoog S. heeft aangegeven dat klagers hoge delictgevaar matig tot hoog ingeschat kan worden als gevolg van
klagers overgewicht en het openstaan van klager voor behandeling. Volgens de LAP is het allemaal goed te managen. Volgens 5.2.3, 5.2.4 en 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg is voortzetting longstay niet nodig als het delictrisico is
afgenomen en tbs-gestelden zich open kunnen stellen voor behandeling en moet steeds worden nagegaan of op resocialisatie gerichte behandeling mogelijk is. Het derde argument dat een overplaatsing naar een behandelvoorziening een brug te ver is wordt
niet ondersteund door de rapporteurs M. en S. en de LAP. Verder is de Pompestichting geen principieel tegenstander van opheffing van klagers longstaystatus.
De bestreden beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. Daarom wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen en de Staatssecretaris op te dragen een nieuwe beslissing te nemen. Voorts wordt verzocht klager
een tegemoetkoming toe te kennen vanwege het gedurende vijf maanden na het LAP-advies moeten wachten op de beslissing van de Staatssecretaris. Klager heeft veel last ondervonden van de onzekerheid waarin hij heeft verkeerd en waardoor hij weer meer is
gaan eten.
Het beveiligingsniveau is steeds op midden vastgesteld, daarmee is geen begeleid verlof mogelijk. Klager kan wel strijden voor vaststelling van het beveiligingsniveau ‘laag’, maar er zal hem vanuit de longstay geen begeleid verlof worden verleend.
Klager wil niet naar de locatie Zeeland, omdat de inrichting destijds met hem naar een longcare wilde gaan. Klager komt als voorzitter van de patiëntenraad vaker in de locatie Nijmegen en weet wat er te koop is, maar hij wil graag meewerken aan de door
de Pompestichting voorgestelde proef om twee halve dagen mee te draaien in de locatie te Nijmegen als het beroep ongegrond wordt verklaard. Klager wil echter het liefst opheffing van zijn longstaystatus en via een longcareprogramma in alle rust naar
resocialisatie toewerken en niet meer naar een behandelkliniek. Zijn raadsman had de rapporteurs M. en S. ter zitting willen vragen hoe zij daar tegenaan kijken. Er moet in ieder geval beweging in komen. Er zijn voldoende checks en balances in te
bouwen
dat dit veilig kan plaatsvinden. De Pompestichting vindt dat klager moet samenwerken, maar niet wordt aangegeven hoe klager de samenwerking kan verbeteren.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het nemen van de beslissing heeft enige tijd gevergd in het licht van de uitgebrachte adviezen over klagers longstaystatus. De eisen van het Beleidskader longstay forensische zorg zijn daarbij in acht genomen. Aan de pro justitia-adviezen van de
rapporteurs en het advies van de LAP wordt door de Staatssecretaris veel waarde gehecht. Besloten is in klagers geval toch het advies van de Pompestichting te volgen, omdat opheffing van klagers longstaystatus op dit moment nog niet verantwoord wordt
geacht. De ene tbs-gestelde is delictgevaarlijker dan de andere. Klagers delictgevaarlijkheid is niet voldoende beperkt om een longcareplaatsing verantwoord te kunnen achten. De visie van de Pompestichting is zeer belangrijk, omdat de behandelaren bij
uitstek degenen zijn die met klager werken. De kliniek ziet een grote discrepantie in klagers verbale bereidheid tot verandering die samen met de onbuigzaamheid en rigiditeit binnen klagers persoonlijkheid doen betwijfelen of klager de bedoelde verbale
bereidheid in praktijk zal kunnen brengen.
Het is niet zo dat de deur naar longcare dicht zit, maar het is nu nog te vroeg voor opheffing van de longstaystatus. Als de proef van de Pompestichting slaagt, dan is dat positief. Wellicht kan dan ook een eerdere toets betreffende voortzetting van de
longstaystatus aan de orde zijn.

De getuige-deskundige heeft daaraan het volgende toegevoegd.
Het beste traject voor klager is volgens het behandelteam om hem via de locatie Zeeland eerst aan een vrijere omgeving te laten wennen, maar klager wil direct naar de locatie Nijmegen. De locatie Nijmegen beschikt over een longcarevoorziening van
waaruit naar resocialisatie toegewerkt kan worden. Daarom is nu afgesproken dat klager bij wijze van proef twee halve dagen daar gaat meedraaien. Daarmee wordt dit jaar gestart. Niet om direct tot opheffing van de longstaystatus te komen, maar om
klager
te laten ervaren hoe het is in een setting waar meer van hem wordt gevraagd en hem uit te leggen waarom het behandelteam opheffing van de longstaystatus met plaatsing in een longcarevoorziening thans een stap te ver vindt. Het behandelteam wil wel
toewerken naar een longcareplaatsing, maar via een meer geleidelijke weg dan klager wenst. Het gaat er om dat klager zich er van bewust wordt dat daar meer van hem wordt gevraagd en een tussenstap via de locatie Zeeland de meer geëigende weg naar een
longcareplaatsing is. Het daadwerkelijk op de afdeling in Nijmegen meedraaien is heel wat anders dan een vergadering bijwonen van de patiëntenraad. Klager kan in Nijmegen in contact komen met anderen om te achterhalen wat van hem verwacht zal worden.
In
die zin is de proef een alternatief voor plaatsing in de locatie Zeeland, waar de inrichting liever voor kiest, maar wat klager niet wil. De dagelijkse samenwerking met klager is verbeterd, maar dat is nog steeds een relatieve verbetering. Op dit
moment
is klager weer wat minder bereikbaar. De mentor heeft geprobeerd daarover met klager te spreken, maar klager houdt dat af. Het zich moeilijk laten aanspreken en begeleiden hangt samen met spanningen over de beroepsprocedure. Het is niet te voorspellen
of de proef tot inzicht van klager zal leiden dat het handicapmodel voor hem zo belangrijk is. Een plaatsing in de locatie Zeeland hoeft niet lang te duren als dat goed verloopt. Klager moet meer samenwerken, hetgeen inhoudt dat geen incidenten meer
plaatsvinden.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 14 oktober 2009 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Vast staat dat de rapporteurs M. en S. een advies tot opheffing van de longstaystatus van klager en het bij voorkeur toepassen van een inhoudelijke behandeling in de Pompestichting hebben gegeven, waarbij S. tevens heeft gemeld dat eventueel plaatsing
in een longcarevoorziening overwogen zou kunnen worden.
De LAP heeft eveneens geadviseerd tot opheffing van klagers longstaystatus; evenwel niet om behandeling in een behandelkliniek te ondergaan maar met de bedoeling dat met klager vanuit een instelling als Het Kempehuis aan een resocialisatietraject wordt
gewerkt.

De Pompestichting acht op dit moment plaatsing in een longcare voorziening een stap te ver en acht eerst plaatsing van klager in de locatie Zeeland aangewezen teneinde hem aan meer vrijheden te laten wennen. Klager wil echter direct in een
longcarevoorziening geplaatst worden.

De Staatssecretaris heeft het advies van de Pompestichting gevolgd en beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

Inmiddels heeft de Pompestichting besloten in december 2015 te starten met een proef waarbij klager twee halve dagen kan meedraaien op de longcarevoorziening van de inrichting te Nijmegen. Het doel is klager inzicht te geven in het belang van een
geleidelijke weg naar plaatsing in die longcarevoorziening via een eerst te realiseren overplaatsing naar de locatie Zeeland.

Nu de uitkomst van deze proef kan leiden tot de bevinding dat ofwel eerst plaatsing in Zeeland is aangewezen ofwel toch plaatsing in een longcarevoorziening mogelijk is, houdt de beroepscommissie de behandeling van het beroep in afwachting van het
resultaat van de proef aan tot de zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2016.

5. De uitspraak
De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep in afwachting van het resultaat van de hierboven vermelde proef aan en zal de behandeling hervatten ter zitting van 24 mei 2016.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. N. Jörg en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 15 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven