Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2295/GA, 4 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2295/GA

betreft: [klager] datum: 4 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Sittard,

gericht tegen een uitspraak van 13 juli 2015 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.G.M. Houben, en, namens de directeur van de locatie Sittard, [...], afdelingshoofd
bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het in de cel hebben van een fles met daarin een op alcohol lijkende vloeistof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend
van € 30,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager stelt dat in zijn cel een fles met Molukse pap zou zijn aangetroffen. De directeur heeft naspeuring gedaan naar de samenstelling daarvan. Die pap wordt gemaakt uit sagomeel en water. In de inrichting wordt geen sagomeel verkocht. Die fles met
pap
was voor de inrichting niet kenbaar als medicatie. Klager heeft overigens voor zijn diarree wel medicatie gekregen van de medische dienst. In zijn verblijfsruimte is contrabande aangetroffen en die is van zijn cel gehaald. Het betrof daarbij voorwerpen
die verborgen leken te zijn. Daarmee heeft klager de schijn opgeroepen dat hij bezig was met illegaal handelen. De in beslag genomen vloeistof is overigens niet getest op alcohol. Kennelijk had de inhoud van één van de aangetroffen flessen een
alcohollucht.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De betreffende fles met Molukse pap stond in klagers verblijfsruimte achter de prullenbak onder het bureau. Hij had die fles daar gezet omdat andere mensen iets zouden kunnen denken van een dergelijke fles. Klager kreeg dat recept van zijn vader. Hij
heeft bewust suiker toegevoegd aan het brood en de melk. Klager heeft inderdaad uiteindelijk medicatie gekregen in verband met diarree. Maar het heeft langer geduurd voordat hem dat werd verstrekt. Klager heeft bij een urinecontrole nooit positief
gescoord op welke contrabande dan ook. De directeur kan wel stellen dat niet valt te controleren of die vloeistof al dan niet alcohol bevatte maar dat onderzoek had wel moeten worden gedaan. Klager heeft tenslotte de onderhavige disciplinaire straf
opgelegd gekregen voor iets wat niet nader is onderzocht. Klager is van mening dat het enkele vermoeden van de directeur onvoldoende is. Klager begrijpt nu dat niet de Molukse pap aanleiding was voor de disciplinaire straf maar dat een van de flessen
in
het net, welke flessen klager gebruikte als gewichten om te trainen, naar alcohol zou ruiken en dus aanleiding is geweest voor de oplegging van de disciplinaire straf.

3. De beoordeling
De hier aan de orde zijnde disciplinaire straf is, zo komt uit de mededeling van die strafoplegging naar voren, opgelegd in verband met het in klagers verblijfsruimte aantreffen van een fles met een op alcohol lijkende vloeistof. Uit het ter zake
opgemaakte verslag komt naar voren dat het (met name) een fles met een gekleurde vloeistof zou betreffen welke naar alcohol rook. In de reactie van de directeur op het klaagschrift en in het beroepschrift wordt gesteld dat het de fles met zogenaamde
Molukse pap zou betreffen. Tijdens de behandeling van het beroep bleek uiteindelijk dat het niet om die fles ging maar om een fles die door klager naar eigen zeggen wordt gebruikt bij gewichtstraining. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de gronden
voor de strafoplegging op zijn minst genomen onduidelijk zijn en mitsdien de bestreden beslissing niet kunnen dragen. Nu daarnaast door de directeur geen onderzoek is gedaan naar de vraag of in betreffende fles daadwerkelijk alcoholhoudende vloeistof
zat of een mengsel dat tot alcoholvorming kon leiden, moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden
tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met wijziging van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven