Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3805/SGA, 18 november 2015, schorsing
Uitspraakdatum:18-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

Nummer : 15/3805/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 18 november 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. R.B.M. Poppelaars, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Esserheem te Veenhuizen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 11 november 2015, inhoudende de terugplaatsing van verzoeker naar het
basisprogramma (degradatie), wegens een positieve urinecontrole.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 16 november 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 18 november 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De directeur heeft aangegeven dat verzoeker is gedegradeerd omdat hij binnen drie maanden twee keer positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs. Dat zou wijzen op structureel ongewenst (zogenaamd “rood”) gedrag.

Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie dient de directeur bij beslissingen als de onderhavige (onder meer) blijk te geven van een belangenafweging, waarbij alle relevante aspecten van verzoekers gedrag moeten worden meegewogen, welke
belangenafweging daarnaast ook kenbaar moet zijn voor verzoeker en - voor zover aan de orde - voor de beklagcommissie en de (voorzitter van de) beroepscommissie. Van die belangenafweging, waar de directeur het “oranje gedrag” dan wel het “rode gedrag”
van verzoeker heeft afgezet tegen het structurele gedrag, waaronder al het “groene gedrag” van verzoeker, blijkt niet uit de mededeling van de bestreden beslissing.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal met onmiddellijke ingang worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op de onderliggende klacht zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven