Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2123/TA, 30 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2123/TA

betreft: [klager] datum: 30 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J. Serrarens namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2015 van de beklagcommissie bij de Pompestichting, locatie Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. J. Serrarens en namens de inrichting [...], juridisch medewerker.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. afdelingsarrest ingaande op 8 april 2015 en beëindigd op 30 april 2015;
b. toezicht op het bezoek van klagers partner en beperking van dit bezoek tot
een uur op 8 april 2015 en 11 april 2015 en
c. de weigering op 8 april 2015 om klager met zijn advocaat te laten bellen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In het verleden is een geldbedrag bij klager aangetroffen, maar dat had hier niets mee te maken. Klager had toen daarvoor de verklaring dat hij dat geld wilde meegeven aan een bezoeker om parfum voor te kopen. In april 2015 is er geld noch drugs bij
klager aangetroffen. De ordemaatregel is hem enkel opgelegd in verband met de beschuldiging door een medeverpleegde. In een driegesprek op 22 april 2015 is de medeverpleegde op de beschuldiging teruggekomen. Volgens klager heeft de medeverpleegde het
kletsverhaal verspreid om de aandacht van hemzelf af te leiden. Dit heeft de medeverpleegde erkend in het driegesprek op 22 april 2015. De medeverpleegde is niet bang van klager.
Doordat het contact met de vriendin is beperkt, is de relatie vervolgens stukgelopen. Uit de wettelijke aantekeningen van maart 2015 en daarvoor valt op te maken dat nergens zorgen worden geformuleerd over drugs. Hij heeft in die periode geen positieve
urinecontroles gehad. De verdenking dat klager betrokken zou zijn bij handel in drugs is enkel gebaseerd op de mededeling van de medeverpleegde en die heeft de beschuldiging vervolgens ingetrokken. Een afzonderingsperiode van 22 dagen is niet kort.
Overigens blijkt ook uit de wettelijke aantekeningen dat klager een bureaustoel zonder toestemming heeft besteld. Afgevraagd kan worden waarom in de wettelijke aantekeningen dan niet wordt vermeld dat er een geldbedrag van € 400,= in het verleden
bij hem is aangetroffen. Klager en de medeverpleegde zijn nu samen op dezelfde afdeling geplaatst.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het volgende aangevoerd. In het verleden is een geldbedrag van € 400,= bij klager aangetroffen waarvoor hij geen plausibele verklaring had. Hij zei dat hij voor dit bedrag parfum wilde laten kopen. Parfum
is echter niet zo duur. De datum, waarop dit bedrag bij klager is aangetroffen, is niet bekend. Er waren al eerder signalen dat klager bij handel in drugs betrokken zou zijn. Dit is niet in de wettelijke aantekeningen vermeld. Zijn naam is meermalen
genoemd door medeverpleegden wanneer hen gevraagd werd hoe ze aan drugs waren gekomen. De medeverpleegde heeft verklaard dat hij nog geld schuldig was aan klager. De naam van klagers vriendin is eerder genoemd in verband met het binnenbrengen van drugs
in de inrichting. Klager heeft daarna meermalen positief gescoord op het gebruik van softdrugs. In verband met de signalen dat klager betrokken zou zijn bij de handel in drugs zijn hem de ordemaatregelen opgelegd. Gekozen is voor de minst zware
ordemaatregelen: afdelingsarrest en toezicht op zijn bezoek. Bezoek van de vriendin is niet geweigerd. Er is toezicht op klagers bezoek geweest op 11 en 19 april 2015. De relatie is daarna beëindigd. Volgens klagers behandelaar is typerend voor klager
dat hij ondanks positieve urinecontroles met een vriendelijk gezicht blijft ontkennen.
Na het herstelgesprek op 22 april 2015 wilde het behandelteam in verband met de eerdere signalen nog zicht op klager houden en is de ordemaatregel niet direct opgeheven. Dit zich werd nodig geacht tot 30 april 2015.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a en b:
Klager is afdelingsarrest opgelegd en beperking en toezicht op het bezoek van zijn vriendin nadat een medeverpleegde had verklaard dat hij klager geld schuldig zou zijn in verband met drugs. Volgens het hoofd van de inrichting is klagers naam, en ook
die van zijn vriendin, in het verleden vaker door medeverpleegden genoemd voor wat betreft de handel in drugs en het binnenbrengen van drugs in de inrichting.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissingen van het hoofd van de inrichting om klager ter zake afdelingsarrest op te leggen en te bepalen dat het bezoek van klagers vriendin beperkt werd tot een uur en dat dit bezoek onder toezicht diende
plaats te vinden niet als onredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt.
Door klagers raadsvrouw is aangevoerd dat het afdelingsarrest na het driegesprek op 22 april 2015, waarin de medeverpleegde zijn eerdere beschuldiging heeft ingetrokken, had dienen te worden beëindigd en dat dit afdelingsarrest ten onrechte heeft
voortgeduurd. De beroepscommissie is van oordeel dat het herstelgesprek wellicht eerder had kunnen plaatsvinden, maar dat het niet onredelijk of onbillijk is dat de inrichting, gelet op eerdere beschuldigingen, nog zicht op klager wilde houden. De duur
van de ordemaatregelen wordt, mede gelet op het feit dat de minst zware ordemaatregelen zijn opgelegd, niet disproportioneel geacht. De beroepscommissie zal derhalve het beroep op deze punten ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie
in
zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

Met betrekking tot c. komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve op dit punt eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met voor wat betreft a. en b. aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr.drs. L.C. Mulder en drs. W.A.T. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven