Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2630/GA, 23 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2630/GA

betreft: [klager] datum: 23 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.J. Pardijs, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juli 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Pardijs en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
locatie Zuyder Bos.
Op 3 november 2015 en 10 november 2015 zijn van de directeur nadere inlichtingen ontvangen. Een kopie hiervan is aan klager en zijn raadsman toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager bij een urinecontrole urine met een te lage kreatininewaarde heeft afgegeven.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft geen drugs gebruikt. Klager krijgt in verband met prostaatklachten medicatie voorgeschreven. Een van de bijwerkingen van die
medicatie is dat hij veel, althans meer dan regulier, moet plassen. Als gevolg daarvan drinkt hij – ook in de ochtend – meer thee en water dan gewoonlijk. De urinecontrole is klager niet de avond van te voren aangekondigd en is pas na 09:00 uur
afgenomen, waardoor geen sprake is van eerste ochtendurine. In het dossier bevindt zich geen verklaring van de arts/medische dienst dat het medicijngebruik niet als verklaring kan dienen voor de te lage kreatininewaarde. De precieze kreatininewaarde is
niet vastgesteld. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat de waarde rond 2.0 mmol/l schommelt. Klager heeft direct aangegeven dat hij vanwege zijn medicatie veel had gedronken. Derhalve had de inrichting contact met het laboratorium moeten opnemen.
Daartoe wordt verwezen naar artikel 5 van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen. Voorts is niet duidelijk of in het aanvraagformulier relevante gegevens over klagers medicatiegebruik zijn vermeld, zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid,
van voormelde Regeling. Evenmin kan uit de stukken het verloop van de diverse urinecontroles worden afgeleid. Verzocht wordt om aan het laboratorium de opdracht te geven de exacte kreatininewaarde te verstrekken.
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Bij klager is op 13 maart 2015 een urinecontrole afgenomen. De afgenomen urine is twee keer getest; een keer op 19 maart 2015 en een keer op 25
maart
2015. Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid. Uit navraag bij de arts is gebleken dat klagers medicatie geen invloed heeft op de kreatininewaarde. Klager hoeft in verband met die medicatie niet extra te drinken. Desgevraagd is op 10
november
2015 namens de directeur bericht dat uit navraag bij het laboratorium is gebleken dat het laboratorium een waarde van minder dan 2.0 mmol/l niet specificeert. Voorts is desgevraagd op 3 november 2015 onder meer een uitdraai van de bij klager afgenomen
urinecontroles en een lijst van opgelegde straffen en maatregelen van de directeur ontvangen.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om het laboratorium de opdracht te geven de exacte kreatininewaarde te verstrekken. De beroepscommissie acht zich op basis van het verhandelde ter zitting en de stukken voldoende ingelicht en wijst het verzoek af.

Uit de uitslag van de op 13 maart 2015 bij klager afgenomen urinecontrole blijkt dat klagers urine een kreatininewaarde had van minder dan 2.0 mmol/l. Uit het herhalingsonderzoek volgde opnieuw een kreatininewaarde van minder dan 2.0 mmol/l. Als regel
geldt dat bij een kreatininewaarde van de urine van minder dan 2.0 mmol/l uitgegaan mag worden van fraude. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Aan de orde is derhalve de vraag of er in het onderhavige
geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Een feit van algemene bekendheid is dat het drinken van water van invloed kan zijn op de – bij een urinecontrole gemeten – kreatininewaarde van de urine, zeker in geval niet de eerste ochtendurine wordt
gebruikt voor de urinecontrole.

De beroepscommissie stelt voorop dat niet is gebleken dat de door klager gebruikte medicatie van invloed is op de kreatininewaarde van de urine. Evenwel staat onweersproken vast dat klager – ook in de ochtend – meer thee en water drinkt dan gewoonlijk.
De urinecontrole is klager niet de avond van tevoren aangekondigd en klager kon hier derhalve geen rekening mee houden. Bovendien staat onweersproken vast dat de urinecontrole na 09:00 uur is afgenomen. Daardoor is aannemelijk dat geen sprake was van
eerste ochtendurine. Onder deze omstandigheden zal de beroepscommissie klager het voordeel van de twijfel geven. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager doelbewust (veel) is gaan drinken ten einde invloed uit te oefenen op de uitslag van de
urinecontrole. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, zal
zij aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 50,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 23 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven