Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3015/GA, 20 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3015/GA

betreft: [klaagster] datum: 20 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 4 september 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk in het beklag verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Zwolle in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof.

De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht.
Zij heeft op 9 juni 2015 de beslissing van de directeur ontvangen en dezelfde dag een klaagschrift opgesteld en een schorsingsverzoek geschreven. Beide brieven zijn op 11 juni 2015 ondertekend en verzonden. In de schorsingsuitspraak van 18 juni 2015
staat vermeld dat blijkens de informatie van de beklagcommissie op 4 juni 2015 een klaagschrift is ontvangen. Dit klaagschrift betreft echter geen klacht over afwijzing incidenteel verlof maar gaat over een “ordemaatregel en godsdienst”. Eind
juni/begin
juli had klaagster een gesprek met de beklagcommissie en heeft zij gevraagd waarom zij nog geen antwoord had gekregen op het beklag over afwijzing incidenteel verlof. De beklagcommissie vroeg om een kopie van haar beklag en heeft de kopie op 13 juli
2015 ontvangen, aangemerkt als klaagschrift en klaagster vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend.
De afwijzing van het verzoek om incidenteel verlof heeft klaagster beperkt in het behalen van haar diploma. De beslissing is zeer disproportioneel. De directeur heeft geweigerd om de inrichtingsregels in het Engels toe te lichten. Hierdoor is het
misverstand ontstaan en is klaagster een disciplinaire straf opgelegd. Vanaf het moment dat klaagster via de pastor een uitleg in het Engels ontving, is gelijk meegewerkt.

De directeur heeft in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Door klaagster is gemotiveerd aangegeven dat zij haar klaagschrift tegen de afwijzing van haar verzoek om incidenteel verlof van 9 juni 2015 tegelijkertijd met haar schorsingsverzoek ter verzending heeft aangeboden op 11 juni 2015. Het
schorsingsverzoek
is ontvangen door de schorsingsvoorzitter, die het tevens aannemelijk achtte dat verzoekster (op dat moment) een klaagschrift tegen de beslissing van de directeur had ingediend. Het klaagschrift heeft zoals aangegeven door de beklagcommissie de
beklagcommissie niet bereikt. Wat hier ook van zij; de beroepscommissie geeft klaagster het voordeel van de twijfel, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en ontvangt klaagster alsnog in het beklag.

Klaagster onderging voorlopige hechtenis in verband met de verdenking van het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig gestelde gezag. Zij is op 2 november 2015 onmiddellijk in vrijheid gesteld.

Uit artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde waarbij de aanwezigheid van de
gedetineerde noodzakelijk is.

Klaagster had incidenteel verlof aangevraagd om examens af te leggen. Bij beslissing van
9 juni 2015 heeft de directeur het verzoek afgewezen, omdat klaagster het verzoek niet had onderbouwd en geen examenoproep heeft overgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat door het verzoek niet met onderliggende stukken te onderbouwen het niet
aannemelijk is geworden dat het voor klaagster daadwerkelijk noodzakelijk was om de inrichting te verlaten voor het afleggen van (een) examen(s). Weliswaar is in een later stadium door klaagster alsnog een schrijven van de universiteit Groningen
overgelegd gedateerd 9 juli 2015 waaruit volgt dat klaagster voor verschillende examens stond ingeschreven, maar deze verklaring was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet verstrekt en kon haar verzoek dan ook niet onderbouwen. Daarbij komt dat
klaagster ten tijde van de bestreden beslissing niet beschikte over een geldig legitimatiebewijs waardoor zij niet zelfstandig kon reizen en een ordemaatregel uitsluiting van activiteiten was opgelegd.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klaagsters verzoek om incidenteel verlof af te wijzen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, ontvangt klaagster alsnog in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven