Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2154/GA, 4 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2154/GA

betreft: [klager] datum: 4 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 november 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het dagelijks minder dan 100 gram vlees of vis verstrekken terwijl dit volgens klagers dieetvoorschrift de minimaal te verstrekken hoeveelheid is.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft nu in de p.i. Middelburg. Klager kreeg, in de tijd dat hij in Vught verbleef, gemiddeld slechts één derde van de hoeveelheid vlees die hem verstrekt zou moeten worden. Klager begrijpt niet dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)
ook
na de nieuwe aanbestedingsronde weer met Sodexo in zee is gegaan. Momenteel heeft klager geen klachten over de maaltijden. In de p.i. Middelburg wordt nog door de inrichting zelf gekookt. Klager heeft een specifiek voor hem geldend dieet. Hem werden
speciale maaltijden verstrekt. Die maaltijden waren, behalve dat ze zoutloos waren, overigens niet beter dan de reguliere maaltijden. Hem is langere tijd, al vanaf december 2013, standaard te weinig vlees verstrekt. Nu hij andere, niet door Sodexo
vervaardigde, maaltijden krijgt, is een aantal van zijn lichamelijke klachten verdwenen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De door de inrichting verstrekte maaltijden worden centraal ingekocht. De leverancier, Sodexo, was winnaar van de aanbesteding door het hoofdkantoor. De kwaliteitscontrole gebeurt door het hoofdkantoor en wel, zo heeft de directeur begrepen, met
steekproefsgewijze controles. De inrichting heeft zelf weinig grip op de leveringen. Er zijn wel veel klachten over de aard en kwaliteit van het eten. De aangeboden voeding voldoet evenwel wel aan de daarvoor geldende richtlijnen. Ook de dieetvoeding
wordt geleverd door Sodexo. Alle maaltijden worden in de inrichting in een soort bulk aangeleverd en de inrichting is vervolgens eigenlijk doorgeefluik. In het geval dat een gedetineerde een dieet voorgeschreven krijgt door de medische dienst, wordt
dit
door de medische dienst doorgegeven aan Sodexo. De directeur weet niet of de inrichting zelf gecontroleerd heeft of de aangeboden voeding overeenkomt met de daarvoor geldende richtlijnen.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Pbw, draagt de directeur (onder meer) zorg dat aan de gedetineerde voeding wordt verstrekt. Deze zorgplicht kan de directeur niet afwentelen door te verwijzen naar de centrale aanbesteding en
contractering van een leverancier door het hoofdkantoor van DJI. Op grond van die zorgplicht is de directeur daarom verantwoordelijk voor de verstrekking van – in dit geval – (dieet)voeding van een juiste aard en samenstelling. Nu de directeur niet
heeft bestreden dat aan klager een dieet was voorgeschreven en eveneens niet dat de aan klager in zijn inrichting verstrekte maaltijden niet voldeden aan de minimale eisen die daaraan behoren te worden gesteld, kan de uitspraak van de beklagrechter
niet
in stand blijven en dient het beklag alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming aan klager en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven