Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2637/GA, 20 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2637/GA

betreft: [klager] datum: 20 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 juli 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel is zonder bericht van verhindering niet ter zitting
verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het niet doorgeven van terugbelverzoeken van de reclassering (IJ 2015/178);
b. de weigering om klager zijn televisie te laten invoeren (IJ 2015/228);
c. het zonder toestemming verstrekken van informatie aan Bureau Jeugdzorg (IJ 2015/243);
d. het feit dat het standpunt van de directie dat klager TR-weigeraar is, niet juist is
(IJ 2015/340).

De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. gegrond verklaard en klager ter zake een tegemoetkoming toegekend van € 10,= en het beklag als vermeld onder b., c. en d. ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt
– zakelijk weergegeven – toegelicht. De toegekende tegemoetkoming doet geen recht aan de geleden schade, namelijk de door de rechtbank toegewezen vordering van het Openbaar Ministerie tot het achterwege blijven van de voorwaardelijke
invrijheidstelling.
Verzocht wordt om een schadevergoeding van € 95,= per dag.
Klager krijgt van de inrichtingstelevisie oogirritatie. Hij is langgestraft en mocht in andere inrichtingen wel zijn eigen televisie, die verzegeld is, op cel hebben. Ingevolge de uitspraak RSJ 21 december 2007, 07/2182/GA en 07/2308/GA, moet het
klager
worden toegestaan om zijn televisie in te voeren. Inmiddels is een medische indicatie afgegeven. Sinds een week heeft hij zijn eigen televisie op cel. Verzocht wordt om een tegemoetkoming, omdat hij gedurende tien maanden ten onrechte € 3,= per week
heeft betaald voor de huur van de inrichtingstelevisie.
Klager heeft geen toestemmingsverklaring overgelegd voor het uitwisselen van informatie met derden. Dat Bureau Jeugdzorg met de casemanager contact heeft opgenomen doet daar niet aan af. Ook voor het aangaan van een oriënterend gesprek moet klager
uitdrukkelijk om toestemming worden gevraagd.
Desgevraagd heeft klager verklaard dat de klacht is dat de directeur vasthoudt aan het standpunt dat klager TR-weigeraar is. Dit standpunt is niet juist. In zijn penitentiair dossier van 21 juli 2014 en uit de door klager in beroep overgelegde stukken,
waaronder een verslag van trajectbegeleider E. van 7 augustus 2013, blijkt dat hij TR-ongeschikt is. Klager komt aldus ten onrechte niet in aanmerking voor detentiefasering. Hij heeft de directie recent verzocht het standpunt te herzien. Hij verblijft
sinds oktober/november 2014 in de p.i. Krimpen aan den IJssel. De einddatum van zijn detentie valt in 2017/2018.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten,
kan aanleiding bestaan schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de schade niet eenvoudig vast te stellen. Gelet op het belang van reclasseringscontact voor klager kan de
beroepscommissie zich evenwel niet verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Zij zal een hogere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 20,=.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie dat niet is gebleken dat door de casemanager aan Bureau Jeugdzorg (BJZ) privacygevoelige informatie over klager is verstrekt. Wel is duidelijk dat de
casemanager het tot zijn taak heeft gerekend en naar het oordeel van de beklagcommissie ook heeft kunnen rekenen om op verzoek van BJZ contact trachten te leggen tussen BJZ en klager om over de situatie van zijn zoon een gesprek te kunnen hebben. Voor
zover de casemanager verweten kan worden dat hij klager over deze bemiddeling tijdig(er) had moeten informeren, merkt de beroepscommissie op dat dit in elk geval geen schending van de privacy oplevert. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet
tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder d. overweegt de beroepscommissie als volgt. Het beklag is gericht tegen het standpunt van de directie dat klager TR-weigeraar is. De beroepscommissie stelt vast dat dat standpunt, mede
gelet
op het verslag van trajectbegeleider E., inderdaad niet juist is. Dit betreft echter geen door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing waartegen op grond van artikel 60 van de Pbw beklag open staat. De beroepscommissie zal de uitspraak
van de beklagcommissie derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in dit beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake het beklag als vermeld onder d. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven