Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2151/TB, 3 december 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2151/TB

betreft: [klager] datum: 3 december 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Hendriksen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 juni 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en
Justitie.
Klagers raadsman mr. N. Hendriksen heeft bericht te zijn verhinderd ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep omdat klager niet zonder zijn raadsman gehoord dient te worden. Klager heeft het verzoek om
aanhouding ter zitting herhaald.
Van het horen is verslag opgemaakt dat aan klager en zijn raadsman is gezonden. De raadsman van klager heeft daarop schriftelijk gereageerd bij brief van 4 november 2015 en daarbij uitdrukkelijk verzocht het beroep op een volgende zitting verder te
behandelen.
De Staatssecretaris heeft op die reactie gereageerd bij emailbericht van 19 november 2015, dat ter kennisneming aan klager en zijn raadsman is gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De Staatssecretaris heeft op 30 juni 2015 beslist klager te plaatsen in De Rooyse Wissel. Deze overplaatsing is, naar
klager ter zitting heeft verklaard, op 2 juli 2015 gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is te dicht bij de slachtoffers van zijn indexdelict geplaatst waardoor hij zich niet veilig voelt. Klager is veroordeeld voor vijf bedreigingen die tegen twee slachtoffers gericht waren.
Klager heeft een reële vrees voor represailles van de kant van de (families van de) slachtoffers die in de omgeving van De Rooyse Wissel wonen. Aan klager is een brief van de Staatssecretaris overhandigd waaruit blijkt dat de slachtoffers op de hoogte
gesteld kunnen worden van klagers plaatsing in De Rooyse Wissel, alsmede van verloven en ongeoorloofde afwezigheid. Onduidelijk is op grond waarvan de Staatssecretaris tot de conclusie komt dat er geen aanwijzingen zijn voor mogelijke vergeldingsacties
van de (families van de) slachtoffers. Niet is gebleken dat onderzoek is gedaan naar de slachtoffers en hun mogelijke gevoelens jegens klager. Voorts is onbekend wat voor aanwijzingen de Staatssecretaris en De Rooyse Wissel nodig hebben alvorens te
concluderen dat vergeldingsacties in de lijn der verwachting liggen. Slachtoffers zullen zich niet bij hen melden voordat zij wraak op klager zullen nemen. Er mag niet lichtzinnig worden omgesprongen met de angst voor vergeldingsacties. DJI draagt de
verantwoordelijkheid voor het welzijn van mensen die zij plaatst, ook als onverhoopt blijkt dat toch vergeldingsacties hebben plaatsgevonden en het te laat is. Het door de Staatssecretaris aangedragen punt van de behandeling van klager (zie hierna) is
niet als grond voor het beroep aangevoerd en staat los van het gevaar dat klager loopt bij te vrezen vergeldingsacties. Klager werkt niet mee aan de aangeboden behandeling omdat hij meent dat hij ten onrechte in De Rooyse Wissel is geplaatst; er is
volgens klager geen sprake van een impasse in de behandeling, maar van een status quo. Hij is bereid na overplaatsing naar een andere inrichting volle medewerking aan behandeling te verlenen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep ter zitting het volgende standpunt ingenomen.
Klager is conform het beleid regionaal geplaatst, wat in het algemeen in het belang van de resocialisatie is. Klager verblijft nu ongeveer 40 km van zijn netwerk in Roermond. Klager wil weg uit angst voor represailles, maar daarvoor bestaat geen
aanwijzing. In verband met het beroep is De Rooyse Wissel een aantal vragen voorgelegd die bij overgelegde brief van 27 oktober 2015 zijn beantwoord. Daaruit komt naar voren dat er geen aanwijzingen zijn dat (families van) klagers slachtoffers contact
zoeken met de inrichting of klager. Na de zitting is nogmaals navraag bij De Rooyse Wissel gedaan. In de overgelegde brief van 10 november 2015 heeft de inrichting gemeld geen aanwijzingen te zien voor represailles vanuit het slachtoffernetwerk. Er is
door niemand van dat netwerk contact gezocht met de inrichting. Verder is uit navraag bij het behandelteam gebleken dat klager zelf ook geen signalen heeft afgegeven waaruit blijkt dat het slachtoffernetwerk contact met klager zoekt.
Klagers behandeling verloopt moeizaam omdat klager de behandeling sterk afhoudt en uit de inrichting weg wil. Klager heeft tot op heden diagnostisch onderzoek en therapie-observaties afgewezen. De inrichting ziet geen gronden voor overplaatsing; zij
tracht klager te motiveren voor actieve deelname aan de behandeling. De inrichting acht de kans op herhaling van zetten groot bij overplaatsing naar een andere inrichting.
Het is geïndiceerd dat de behandeling in De Rooyse Wissel wordt vormgegeven.
Overplaatsing naar een andere kliniek levert vertraging op.

4. De beoordeling
Klager en zijn raadsman hebben verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep dan wel om verdere behandeling van het beroep op een volgende zitting. De beroepscommissie wijst deze verzoeken af nu klager en zijn raadsman voldoende gelegenheid
hebben gehad het beroep toe te lichten en de beroepscommissie zich op grond van de thans voorhanden gegevens voldoende ingelicht acht om op het beroep te kunnen beslissen.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014 wordt de tbs-gestelde regionaal geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie.

Klager vreest voor vergeldingsacties van de (families van de) slachtoffers van zijn indexdelict, maar heeft niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat sprake is van concrete feiten of omstandigheden die zijn vrees objectief zouden kunnen rechtvaardigen.
Volgens De Rooyse Wissel zijn er geen aanwijzingen voor represailles vanuit het slachtoffernetwerk. Er is door niemand van dat netwerk contact gezocht met de inrichting en volgens het behandelteam heeft klager zelf ook geen signalen afgegeven waaruit
blijkt dat het slachtoffernetwerk contact met klager zoekt.
Afgezien van het belang van regionale plaatsing, is er naar het oordeel van de beroepscommissie op dit moment daarom vooralsnog geen sprake van een reële vrees voor represailles van de (familie van de ) slachtoffers. In dit verband is verder van belang
dat klager tot op heden niet meewerkt aan behandeling zodat verlof voor klager nog in het geheel niet aan de orde is.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is er derhalve geen sprake van een contra-indicatie die aan regioplaatsing in de weg staat.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager te plaatsen in De Rooyse Wissel, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet in strijd met de wet of als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 3 december 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven