Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1968/TA, 25 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1968/TA

betreft: [klager] datum: 25 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2015 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord mr. D.W.H.M. Wolters, raadsman van klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet langer op kosten van de inrichting mogen bellen met advocaten.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager beroept zich op de door de wet geboden mogelijkheid om belkosten voor rekening van de inrichting te laten. Klager zegt dat het toenmalige hoofd
behandeling S. met hem daarover een afspraak heeft gemaakt. Klager is ontvankelijk in de klacht die inhoudt dat de hem gedane toezegging niet wordt nagekomen. Het is de raadsman niet bekend waarom die afspraak met klager is gemaakt. Wel is de raadsman
bekend dat klager vaak met advocaten belt. Klager zegt zakelijke contacten te hebben. Mogelijk is dat de reden voor de afspraak geweest. Klager zegt dat hij een bedrijf in hondentrainingen heeft. Deskundigen doen dat af als fantasie, wat een heel
lastige discussie is. Klager belt ook zijn raadsman vaak op. De raadsman heeft daarom het vermoeden dat klager inderdaad vaak belt. Het argument van de inrichting betreffende een technisch mankement aan de telefoonpas van klager staat niet in de weg
aan de volgens klager gemaakte afspraak. De beroepscommissie wordt verzocht de gegevens van genoemde S. bij de inrichting op te vragen en zelf navraag over de afspraak bij S. te doen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vermoedelijk is het klager op de dag van binnenkomst in de inrichting een keer toegestaan op kosten van de inrichting te bellen.
De inrichting is niet bekend met de door klager gestelde afspraak en stelt zich op het standpunt dat die afspraak nooit is gemaakt. Alle patiënten in de inrichting betalen zelf belkosten. Klager heeft toestemming om te bellen. Klager heeft geen
gescreende personen en belt alleen met advocaten. Bij toeval is de inrichting er achter gekomen dat klager op kosten van de inrichting belde nadat een toenmalige advocaat van klager belgegevens van klager opvroeg. Die gegevens waren er niet omdat
klager
geen saldo op zijn telefoonpas had. Daarop is klager direct gezegd dat het niet is toegestaan op kosten van de inrichting te bellen. Dit is niet eerder ontdekt. De belruimte waar patiënten bellen is niet door de staf te controleren.

3. De beoordeling
Klachten over een (vermeende) schending van een wettelijk recht als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt zijn ontvankelijk als het gaat om schending van een in wet of verdrag vastgelegd recht.
Artikel 38, eerste lid, Bvt bepaalt dat de kosten voor telefoongesprekken voor rekening van de verpleegde komen, tenzij het hoofd van de inrichting anders heeft bepaald. Nu klager stelt dat de inrichting ten aanzien van hem anders heeft bepaald door
het
maken van een afspraak dat hij op kosten van de inrichting mocht bellen, had klager in zijn klacht over de schending van die afspraak ontvangen moeten worden.

Ter beantwoording van de vraag of aannemelijk is geworden dat met klager de afspraak is gemaakt dat hij op kosten van de inrichting heeft mogen bellen overweegt de beroepscommissie het volgende. In paragraaf 11.10.6 van de ten tijde van de klacht
geldende huisregels van de inrichting is opgenomen dat de kosten van telefoongesprekken voor rekening van de patiënt komen. In de huisregels is - in afwijking van art. 38, eerste lid, Bvt - niets opgenomen over de mogelijkheid van het maken van een
uitzondering daarop. Blijkens het verweerschrift van de inrichting bij de beklagcommissie is op of omstreeks de dag waarop volgens klager de afspraak is gemaakt - 25 februari 2014 - en ook daarna, in klagers dossier en bij zijn behandelplan geen
notitie
over de gestelde afspraak te vinden. De inrichting is niet bekend met de beweerde afspraak. Van enige bijzondere noodzaak om klager in afwijking van de huisregels en van de behandeling van de andere patiënten in staat te stellen op kosten van de
inrichting te bellen is in beroep niet gebleken. Naar het oordeel van de beroepscommissie is op grond van het voorgaande niet aannemelijk geworden dat en op welke grond de door klager gestelde afspraak destijds met hem zou zijn gemaakt.
In het licht van het vorenstaande bestaat er voor de beroepscommissie geen aanleiding te voldoen aan het verzoek van klagers raadsman om zich door het toenmalige hoofd behandeling S. omtrent de beweerde afspraak te doen informeren. Het beklag zal
daarom
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven