Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1904/TA, 25 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:25-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 15/1904/TA

betreft: [klager] datum: 25 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 29 mei 2015 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft het omgaan met klagers eigendommen in verband met klagers overplaatsing op 14 oktober 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€100,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft de klacht over vermissing van goederen ongegrond verklaard vanwege het ontbreken van paklijsten uit
Veldzicht. De beklagcommissie verklaarde de klacht over de wijze van omgang met klagers goederen gegrond omdat de inrichting onzorgvuldig met klagers spullen zou zijn omgegaan. Dit is onjuist. Via een omweg komt de beklagcommissie op deze manier toch
tot een soort schadevergoeding voor vermissing van goederen waarvoor de inrichting niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Bovendien wordt betwist dat de inrichting onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Volgens de mentor van klager hebben de spullen
van
klager in 20 dozen aan één kant van de, alleen voor personeel toegankelijke, separeergang bij de stafkamer gestaan en zijn de dozen gedurende twee weken één voor één op de stafkamer uitgezocht op spullen die klager wel en die hij niet op zijn kamer
mocht hebben. Daar kan al voor de overplaatsing van klager naar de inrichting mee begonnen zijn, omdat patiënten gebruikelijk niet daarbij aanwezig zijn. De controle wordt altijd uitgevoerd door twee personeelsleden om discussie te vermijden.
Personeelslid W. heeft niet bij de beklagcommissie gezegd dat zij over de her en der liggende spullen van klager heen was gevallen, maar dat zij het zich kon voorstellen dat het rommelig was omdat de dozen aan één kant van de gang stonden. Klager heeft
op 22 oktober 2014 de laatste spullen ontvangen die hij op zijn kamer mocht houden. Deze spullen zijn gedaan in dozen die zijn afgesloten. De spullen die klager niet op zijn kamer mocht hebben zijn in dozen gedaan. Deze dozen zijn door klager en zijn
mentor geïnventariseerd en daarvan zijn inbeslagnamelijsten gemaakt. Die dozen zijn geseald en op 31 oktober 2014 naar het magazijn gebracht.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager kan niet goed schrijven omdat hij dyslectisch is. Hij heeft daarom in Veldzicht niet zelf lijsten opgemaakt, maar zelf zijn spullen ingepakt en
daarop de mededeling geplaatst: “Niet openen zonder patiënt”. De dozen zijn op 7 oktober 2014 in de inrichting gearriveerd. Klager kwam 14 oktober 2014 in de inrichting en zag op verscheidene plekken op de separeergang en de stafkamer zijn spullen
liggen. Klager heeft daarom direct beklag ingediend. Het gaat hem om de wijze waarop in de inrichting met zijn spullen is omgegaan. In een andere klachtzaak heeft het personeelslid W. verklaard dat zij het een slordige boel vond omdat ze viel over de
her en der verspreid liggende goederen. Toen hij voor ontvangst van goederen moest tekenen bleek de hem gegeven pen zijn eigen Parkerpen te zijn.
De separeergang waar zijn spullen stonden zijn voor vele patiënten toegankelijk, zoals patiënten met separeer-/patiobeleid en patiënten die via de arbeid of de technische dienst daar werken. Ook nieuwe patiënten en personeelsleden komen tijdens
rondleidingen op die gang.
De spullen die hij op zijn kamer mocht houden heeft hij verspreid over een aantal weken in zijn bezit gekregen in open dozen. Niets zat meer zoals klager het in Veldzicht had ingepakt. Pas op 16 november 2014 heeft hij de laatste toegestane spullen in
zijn bezit gekregen. Daarna is hem pas gebleken welke spullen hij precies kwijt was. Zo had hij op een gegeven moment zijn trainingspak nodig om te gaan fitnessen, maar bleek dat pak, dat hij zelf in Veldzicht had ingepakt, zich niet te bevinden tussen
de goederen die hij op zijn kamer mocht houden. Hij kon niet eerder dan op de zitting van de beklagcommissie een lijst met vermiste spullen overleggen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Voldoende aannemelijk is dat klager in Veldzicht geen
paklijsten
heeft opgesteld maar zelf zijn spullen heeft ingepakt in 20 dozen met daarop de mededeling deze dozen niet buiten zijn aanwezigheid te openen. Naar het oordeel van de beroepscommissie zou het onder deze omstandigheden, met name het ontbreken van
paklijsten, zorgvuldig zijn geweest als de dozen in aanwezigheid van klager waren geopend en uitgepakt, juist ook ter bescherming van de inrichting zelf en om discussie te vermijden. Dit is niet gebeurd. Of er daarna onzorgvuldig met de goederen van
klager is omgegaan kan in het midden blijven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven