Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2548/GB, 24 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:24-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/2548/GB (eindbeslissing)

Betreft: [klager] datum:

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 juli 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing en een tussenuitspraak van de beroepscommissie in dit beroep van 30 oktober 2015.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Zoetermeer ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 28 augustus 2014 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie Zoetermeer, van waaruit hij omstreeks 13 juli 2015 is geplaatst in de gevangenis van die locatie, waar een regime van beperkte gemeenschap
geldt.
Vanuit deze inrichting is hij, bij beslissing van 3 november 2015, geselecteerd voor plaatsing in de zeer bepekt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Torentijd, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Deze plaatsing was ten tijde van
deze beslissing nog niet gerealiseerd.

2.2. Bij tussenuitspraak van 30 oktober 2015, met nummer 15/2548/GB (tussenuitspraak), van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is de behandeling van het beroep van klager aangehouden teneinde de
selectiefunctionaris,
naar aanleiding van het nadere reclasseringsadvies, in de gelegenheid te stellen een nieuwe beslissing te nemen, waarna klager en de raadsman in de gelegenheid worden gesteld om binnen zeven dagen na het nemen van die beslissing hun standpunt bekend te
maken. Klager noch diens raadsman hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep toegelicht zoals weergegeven in de hiervoor vermelde tussenuitspraak van de beroepscommissie en waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing toegelicht zoals weergegeven in de hiervoor genoemde tussenuitspraak.

4. De beoordeling
4.1 In de tussenuitspraak van de beroepscommissie valt (onder meer) het volgende te lezen:
“(...)
4.3 Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat er geen contra-indicaties zijn om klager, eventueel voorafgegaan door plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), thans in aanmerking te laten komen voor deelname aan een
penitentiair programma met elektronisch toezicht (p.p. met e.t.). Klager is voor een dergelijke deelname geschikt en ook ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres bestaan geen bezwaren.

4.4 De beroepscommissie zal de selectiefunctionaris daarom in de gelegenheid stellen om naar aanleiding van dat hiervoor genoemde reclasseringsadvies een nieuwe selectiebeslissing te nemen. Bij de thans aan de beroepscommissie bekend zijnde
gegevens, zou die beslissing kunnen inhouden dat klager ofwel direct ofwel via plaatsing in een z.b.b.i. wordt geselecteerd voor deelname aan een p.p. met e.t.

4.5 Zodra de selectiefunctionaris die nieuwe beslissing heeft genomen zullen klager en zijn raadsman in de gelegenheid worden gesteld om – voor zover dan nog gewenst – binnen zeven dagen na het nemen van die beslissing hun standpunt daaromtrent
bekend te maken. Na ontvangst van dat standpunt dan wel na ommekomst van die reactietermijn van zeven dagen zal de beroepscommissie het beroep definitief afdoen.
(...)”

4.2 Nu klager inmiddels alsnog is geselecteerd voor plaatsing in een z.b.b.i. is zijn belang bij een verdere behandeling van het beroep door die nieuwe selectiebeslissing komen te vervallen. Op zich zou dat reden kunnen zijn om klager
niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. De beroepscommissie zal evenwel in dit geval het beroep alsnog gegrond verklaren, teneinde de vraag te kunnen beoordelen of er aanleiding is voor de toekenning van een (financiële) tegemoetkoming.

4.3 Vastgesteld kan worden dat klager, kort nadat de directeur van de locatie Zoetermeer een advies van de reclassering heeft ontvangen, door deze is voorgedragen voor plaatsing in een minder beveiligde inrichting. Ook kan worden vastgesteld dat de
directeur zonder dat reclasseringsadvies die voordracht niet zou hebben gedaan. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat klager zo snel als mogelijk is geselecteerd voor detentiefasering en dat er daarom geen aanleiding is voor het toekennen van een
financiële tegemoetkoming.

5 De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven