Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0891/TB, 23 september 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/891/TB

betreft: [klager] datum: 23 september 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 17 maart 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting (locatie Zeeland), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde
longstayvoorziening, met vaststelling van het individuele beveiligingsniveau als laag.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 15 januari 1999 opgenomen in FPC Oostvaarderskliniek te Almere. Op 27 september 1999 is klager overgeplaatst naar GGzE,
locatie De Grote Beek, en op 24 april 2003 naar GGZ Drenthe. Op 7 maart 2006 is klager overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting, locatie Zeeland. Bij beslissingen van 13 oktober 2011 en 17 maart 2015 heeft de Staatssecretaris
klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting gecontinueerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil graag worden opgenomen in een reguliere GGZ-instelling in het Noorden van het land. Dit kan enkel worden bewerkstelligd door middel van transmuraal verlof of proefverlof vanuit een
behandelafdeling. Klager wil daarom om te beginnen overgeplaatst worden naar een behandelafdeling en daarvoor is nodig dat zijn longstay-status komt te vervallen. Sinds klager is ingesteld op andere anti-psychotica is hij veel stabieler; hij is minder
psychotisch en de frequentie van impulsief agressief handelen is afgenomen. Een psychotische ontregeling is mede doordat klager open is over zijn belevingen altijd voorspelbaar, waardoor interventies tijdig kunnen worden ingezet. Van beheersmatige
problemen is al jaren geen sprake meer. De Staatssecretaris heeft het individuele beveiligingsniveau vastgesteld op laag. De psycholoog en psychiater die klager hebben (her)beoordeeld zien op lange termijn mogelijkheden voor opname in een FPA, maar dan
moeten er eerst zeer geleidelijk stappen worden gemaakt, beginnend met begeleid verlof vanuit de longstay. De inrichting spreekt al geruime tijd over het al dan niet aanvragen van een machtiging voor begeleid verlof, maar hiertoe is zij nog niet
overgegaan, omdat er geen overeenstemming over verlofdoelen zou zijn. Dit hoeft evenwel niet aan verlof in de weg te staan. Het gebrek aan ziekte-inzicht leidt ertoe dat klager het vaker niet eens is met afspraken, maar uiteindelijk conformeert hij
zich
altijd aan hem opgelegde voorwaarden. Gelet op klagers positieve ontwikkeling, op het lage individuele beveiligingsniveau en op de veronderstelde mogelijkheid om klager op de lange termijn over te plaatsen naar een FPA, is een overplaatsing naar een
behandelafdeling verantwoord. Niet zozeer om een nieuwe behandelpoging te ondernemen, maar om hem voor te bereiden op een opname in een FPA. Hoewel de deskundigen adviseren om klager vanuit de longstay te laten wennen aan meer vrijheden, is het
omgekeerde – eerst plaatsing op een behandelafdeling en dan experimenteren met vrijheden – een doelmatiger methode om te beoordelen of klager het aan kan. Er bestaat grote kans dat oefenen met vrijheden vanuit de huidige, gestructureerde setting geen
problemen zal opleveren. Een behandelafdeling is een minder gestructureerde omgeving en het gebrek aan structuur zien de deskundigen als risicofactor. Daarmee moet geoefend worden. Van belang is dat er nu echt stappen worden gezet. Als blijkt dat hij
een behandelafdeling aan kan, kan hij ook een FPA aan. Mocht blijken dat hij dit niet aan kan, dan kan altijd alsnog voor de longstay gekozen worden, maar dan is het in ieder geval geprobeerd. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren. Mocht het
beroep ongegrond worden verklaard, dan verzoekt de raadsvrouw de beroepscommissie te bepalen dat de LAP over één jaar, in plaats van over drie jaar, de situatie van klager opnieuw moet beoordelen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. De psychiater die klager heeft (her)beoordeeld heeft vermeld dat de medicatiewijziging een positief effect lijkt te hebben. Klagers delictgevaarlijkheid, bij
beëindiging van de tbs, wordt door de psychiater evenwel nog ingeschat als hoog. Hij heeft geadviseerd om met klager een traject, met als doel plaatsing in een FPA, in te gaan waarbij vrijheden stapsgewijs worden uitgebreid. De longstay is volgens de
psychiater een geschikte omgeving voor klager zodat van daaruit een eerste stap – begeleid verlof – zou kunnen worden gezet. De psycholoog heeft naar voren gebracht dat klagers risicofactoren nagenoeg onbehandeld zijn. Hij acht het delictgevaar niet
afgenomen, het recidiverisico hoog en er bestaat volgens hem geen zicht op verbetering in de toekomst. Volgens de psycholoog bestaat er geen andere setting die geschikt is voor klager. Hij acht voortzetting van de longstay-status dan ook geïndiceerd.
De
kliniek heeft op 8 januari 2015 meegedeeld dat getracht is begeleid verlof op te starten, maar dat dit nog niet van de grond is gekomen, omdat klager er tot op heden niet in is geslaagd aan een aantal verlofvoorwaarden te voldoen. Daarnaast is klagers
gemoedstoestand wisselend geweest en hebben er zich op het gebied van begeleidbaarheid enkele problemen voorgedaan. De LAP heeft te kennen gegeven dat op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat er geen mogelijkheden worden gezien voor
een
uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening. Nu alle deskundige een voortgezet verblijf in de longstayvoorziening geïndiceerd achten, is de beslissing op goede gronden genomen. De reden dat de psychiater en psycholoog zich in hun adviezen hebben
uitgelaten over een traject, is gelegen in het feit dat op het moment van opstellen van die rapportages de mogelijkheid bestond dat klagers tbs voorwaardelijk zou worden beëindigd.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 7 maart 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de
longstay-status
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

De Pompestichting heeft op 27 februari 2014 geadviseerd om klagers longstay-status te handhaven. De inrichting ziet op dit moment geen mogelijkheden voor een behandeling. De inrichting schat het delictgevaar binnen de kaders van de tbs in als
laag/matig, maar buiten de kaders van de tbs als hoog. Op 8 januari 2015 heeft de inrichting meegedeeld dat begeleid verlof nog niet verantwoord wordt geacht, omdat klager er niet in is geslaagd aan een aantal verlofvoorwaarden te voldoen.

Uit de pro justitia rapportage van 7 juli 2014, opgesteld door psychiater K, komt het volgende naar voren. Klager heeft in de tbs niet geleerd van de behandeling. Als gevolg van een medicatiewijziging hebben er al enkele jaren geen incidenten
plaatsgevonden, maar klager blijft geregeld psychotisch en heeft begrenzing nodig. Binnen de kaders van de tbs wordt het recidiverisico ingeschat als laag. Als er geen tbs-kader meer is, is de kans op herhaling tamelijk groot. Bij meer vrijheden is de
kans op herhaling groter. De psychiater ondersteunt het advies van de inrichting om klagers longstay-status voort te zetten. Wel acht de psychiater het van belang dat een traject met klager wordt ingegaan, waarin stapsgewijs wordt getoetst of plaatsing
in een psychiatrisch ziekenhuis haalbaar is. In dit kader acht de psychiater het wenselijk dat eerst binnen de longstay wordt getoetst hoe klager omgaat met begeleid verlof en met name met zijn ex-vrouw. Voordat klager naar een GGZ-instelling zou
kunnen, moet het bovenstaande langdurig getoetst en geobserveerd worden. Bij de volgende hertoetsing kan dit worden betrokken. Op dit moment kan een overgang van klager naar een psychiatrisch ziekenhuis niet aan de orde zijn.

Uit de pro justitia rapportage van 11 juli 2014, opgesteld door psycholoog K, blijkt het volgende. De behandeling heeft onvoldoende effect gehad op de risicofactoren. Het recidiverisico is onverminderd hoog en de kans op herhaling van het indexdelict
is
aanwezig. Het is dan ook niet verantwoord om klager naar een setting over te plaatsen met minder beveiliging. Er is buiten de longstayvoorziening geen geschikte inrichting voor klager. Thans is klager relatief stabiel; dit heeft jarenlang geduurd. Elke
kleine verandering kan deze situatie doen veranderen. De psycholoog ondersteunt het advies van de inrichting tot voortzetting van de longstay-status. Mocht onderzocht gaan worden of er mogelijkheden zijn voor overplaatsing naar een reguliere
psychiatrische instelling, dan wordt geadviseerd te starten met begeleid verlof vanuit de huidige voor klager veilige longstayvoorziening. Pas als klager bij toenemende vrijheden stabiel blijft functioneren, kan overplaatsing naar een behandelafdeling
overwogen worden om het vervolgens mogelijk te maken met onbegeleide vrijheden te oefenen. Dit zal echter een erg moeizaam, zo niet onmogelijk, traject worden dat zeer veel tijd in beslag zal nemen en ook mogelijke risico’s met zich meebrengt.

De LAP heeft in haar advies van 12 januari 2015 te kennen gegeven dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat er op dit moment geen mogelijkheden worden gezien voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening. De
LAP heeft daarom geadviseerd om klagers longstay-status te handhaven.

Gelet op de eensluidende adviezen van de inrichting, de psychiater, de psycholoog en de LAP, waaruit klagers onbehandelbaarheid en delictgevaarlijkheid blijkt, heeft de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en
omstandigheden, waaronder klagers positieve ontwikkeling, in redelijkheid kunnen beslissen tot continuering van klagers verblijf in de longstayvoorziening van de Pompestichting (en tot vaststelling van een laag individueel beveiligingsniveau). Bij deze
stand van zaken behoort een overplaatsing naar een behandelinrichting naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot de mogelijkheden. De beroepscommissie baseert zich hierbij op de adviezen van de psychiater en de psycholoog, waaruit blijkt dat een
traject met als uiteindelijke doel plaatsing in een GGZ/FPA/psychiatrisch ziekenhuis zeer stapsgewijs dient plaats te vinden en nauwkeurig dient te worden geobserveerd. Voor beide deskundigen zou de eerste, voorzichtige stap in een dergelijk traject
zijn het opstarten van begeleid verlof vanuit de huidige longstayvoorziening. Niettegenstaande het vorenstaande merkt de beroepscommissie op dat de psycholoog twijfels heeft over een dergelijk traject, nu het aangaan van een dergelijk traject volgens
hem het risico met zich meebrengt dat de, voor het eerst in jaren, bereikte relatief stabiele situatie verstoord wordt. Gezien het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede en niets afdoende aan het vorenstaande beveelt de beroepscommissie aan met voortvarendheid toe te werken naar begeleid verlof voor klager. De beroepscommissie begrijpt dat op dit moment geen overeenstemming bestaat tussen klager en de
inrichting over verlofvoorwaarden. Naar het oordeel van de beroepscommissie behoeft het uitblijven van overeenstemming hierover in dit geval niet aan een aanvraag voor een verlofmachtiging in de weg te staan. Immers, de omstandigheid dat er (nog) geen
overeenstemming over de verlofvoorwaarden is, is mede het gevolg van klagers pathologie, die niet snel zal veranderen, waardoor het risicomanagement aangaande verlof naar verwachting nooit helemaal sluitend zal zijn. Hierbij komt dat klager in het
verleden gedurende enkele jaren (veelal zonder problemen) begeleid verlof heeft genoten en dat onbestreden is aangevoerd dat klager zich over het algemeen houdt aan hem opgelegde voorwaarden, ook al is hij het er niet mee eens.
Klagers raadsvrouw heeft de beroepscommissie subsidiair verzocht de LAP op te dragen na één jaar – in plaats van na drie jaar – klagers longstay-status opnieuw te beoordelen. De beroepscommissie heeft niet de bevoegdheid om de LAP een dergelijke
opdracht te geven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 23 september 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven