Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2710/SGA, 20 augustus 2015, schorsing
Uitspraakdatum:20-08-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/2710/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 20 augustus 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, tevens verzoekschrift, ingediend door mr. C.M.
Peeperkorn, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 12 augustus 2015, inhoudende het verplichten tot het ondergaan van
een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (hierna: a-dwangbehandeling), ingaande op 17 augustus 2015 om 12:00 uur en eindigend op 16 november 2015 om 12:00 uur, omdat gezien het op verzoeker van toepassing
zijnde psychiatrische beeld – naar de voorzitter begrijpt – aannemelijk is dat zonder de bovengenoemde geneeskundige behandeling het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens verzoeker doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden
weggenomen.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het mailbericht namens de directeur van 17 augustus 2015, waarbij zijn gevoegd de stukken die de directeur op 12 augustus 2015 naar de advocaat van verzoeker en naar de beklagcommissie heeft gezonden,
alsmede
van het mailbericht namens de directeur van
19 augustus 2015, waarin op verzoek van de voorzitter nadere informatie is verstrekt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

De voorzitter stelt voorop dat in artikel 46d, aanhef, van de Pbw is bepaald dat toepassing van a-dwangbehandeling “uiterst middel” is. De directeur heeft zijn beslissing, in navolging van het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw,
gebaseerd op de verklaring van de behandelend psychiater alsmede op de verklaring van een psychiater die verzoeker kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was.

De behandelend psychiater heeft de directeur geadviseerd een a-dwangbehandeling te starten. Het advies van de niet bij verzoekers behandeling betrokken psychiater luidt als volgt: “Herhaal toediening van Lorazepam 1 mg om de 30 minuten tot hij in het
totaal 4 mg heeft ingenomen. Mocht hierbij onvoldoende resultaat geboekt worden om dit beeld te doorbreken, dan morgen overleggen met behandelaar om de dosering Lorazepam te verhogen naar 8 tot 16 mg/dag. Mocht dit nog steeds niet tot voldoende
verbetering leiden, dan is dwangbehandeling onder art. 46 Pbw aangewezen.”

Uit de nadere reactie van de directeur blijkt dat verzoeker op de dag waarop hij door de onafhankelijk psychiater is bezocht (26 juli 2015) de door de psychiater geadviseerde lorazepam heeft geaccepteerd. De inname van deze medicatie had een positief
effect: verzoeker werd toegankelijker, er was weer een gesprek mogelijk en het eerder geconstateerde katatone beeld werd doorbroken, zo blijkt uit de toelichting van de directeur.

Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat thans blijkbaar nog een minder ingrijpend en effectief alternatief voor a-dwangbehandeling (met anti-psychotische medicatie) voorhanden is en komt de voorzitter tot het voorlopig oordeel
dat
de bestreden a-dwangbehandeling op dit moment niet kan worden aangemerkt als “uiterst middel” in de zin van artikel 46d van de Pbw. Gelet hierop zal de voorzitter het schorsingsverzoek toewijzen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur tot het moment dat de beroepscommissie uitspraak heeft gedaan op het beroepschrift.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 augustus 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven