De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsvrouw tot aanhouding van het beroep af. Van het besprokene ter zitting is een verslag opgesteld. De raadsvrouw is in de gelegenheid
gesteld hierop te reageren.
a.
In verband met een positieve urinecontrole op 14 januari 2015 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd. In de schriftelijke mededeling van deze straf is vermeld dat de straf invloed kan hebben op klagers verlof, mocht hij dat willen aanvragen.
Naar aanleiding van een ingediende aanvraag om algemeen verlof heeft de directeur in zijn beslissing van 19 februari 2015 klager medegedeeld, dat zijn verlof in het kader van het Drugsontmoedigingsbeleid wordt gehalveerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur voor zijn beslissing op het verzoek heeft mogen uitgaan van het Drugsontmoedigingsbeleid waarin is bepaald dat na een eerste positieve urinecontrole op softdrugs de helft van het eerstvolgende verlof
wordt ingetrokken. Op grond van artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kent het algemeen verlof een maximale duur van 60 uur, hetgeen er op duidt dat de directeur bevoegd is ook verlof voor een kortere duur toe te kennen. De
beroepscommissie stelt verder vast dat de directeur niet heeft gekozen voor een disciplinaire straf waarbij het eerstvolgende verlof wordt beperkt als bedoeld in artikel 51, eerste lid, onder d van de Pbw. Reeds op deze grond kan klagers stelling dat
de
bestreden beslissing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel omdat hij in vergelijking met andere gedetineerden die niet in aanmerking komen voor verlof dubbel wordt gestraft, niet slagen. De beslissing van de directeur kan derhalve bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.
nummer: 15/1898/GA
betreft: [klager] datum: 20 november 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Polman, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2015, gehouden in de p.i. Leeuwarden, zijn gehoord klagers raadsman mr. B.J. Polman en [...] en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur respectievelijk juridisch medewerker bij de p.i. Leeuwarden.
In
verband met veiligheidseisen rondom het vervoer van klager (zogenaamd BOT-vervoer) kon klager niet naar de zitting worden vervoerd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging van de toezichtmaatregelen in het kader van klagers plaatsing op de GVM-lijst.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klagers raadsman heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat de beklagcommissie zich niet had moeten afvragen of de directeur de maatregel had kunnen opleggen, maar of de maatregel is
gerechtvaardigd gelet op de informatie van het GRIP. De GRIP-rapportage voldoet niet aan de eisen. Zij is onvoldoende concreet ten opzichte van klager. De directeur is aanwezig bij het zogenoemde Operationeel Overleg en had dienen aan te geven dat
klager zich goed gedraagt. Het is aan de directeur om een afweging te maken en op grond van de beschikbare informatie had de directeur niet kunnen besluiten tot het opleggen van de toezichtmaatregelen. De maatregelen die klagers recht op privacy
beperken zijn belastend voor hem. Een ander punt is dat de voorzitter van de beklagcommissie in zijn dagelijks leven officier van justitie is bij het landelijk parket. Klager meent dat dat niet handig is.
De belangenafweging is onvoldoende geweest. Het gaat om beperkingen van fundamentele grondrechten. Los van wat klager zelf zegt over de beperkingen, hij heeft hier last van. Van de GRIP is een nieuwe rapportage gekomen. Echter hierin is geen informatie
opgenomen op grond waarvan er gevaar zou zijn voor een ontvluchting.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur meent dat hij de belangen voldoende heeft afgewogen. De opgelegde toezichtmaatregelen zijn gerechtvaardigd en zijn mede van belang
voor
de strafzaak van klager. Zijn gedrag in de inrichting is correct geweest. Klager is voorzitter van de gedeco geweest en kon in een vrije ruimte werken. In gesprekken met klager geeft klager aan dat hij geen last heeft van de maatregelen. De directeur
heeft geregeld getoetst of de beperkingen hem te veel last opleveren.
3. De beoordeling
De directeur heeft besloten tot verlenging van de toezichtmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de GVM-lijst. Deze maatregelen betreffen volgens de overgelegde schriftelijke mededeling:
- vooraf advies aanvragen aan GRIP over bezoekers;
- het opnemen, afluisteren, vertalen gesprekken en indien nodig zenden aan GRIP;
- opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan GRIP;
- inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan GRIP;
- uitgebreide celinspectie: één keer per maand;
- geen aanstelling in speciale baantjes;
- geen plaatsing in meerpersoonscel (MPC);
- vervoer BOT/EBV;
- bij spoedtransport begeleid door politie.
Klager is op woensdag 30 mei 2013 geplaatst in de p.i. Leeuwarden en heeft een hoog risicoprofiel, hetgeen op grond van het beleid gedetineerden met vlucht- of maatschappelijk risico (circulaire van de Minister van Justitie van 13 oktober 2010 met nr
5645409/10) inhoudt, dat aan klager in beginsel enkele specifieke in de circulaire benoemde toezichtmaatregelen toegepast dienen te worden. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient de directeur voorafgaande aan zijn beslissing tot het
opleggen van de toezichtmaatregelen een eigen belangenafweging te maken.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in voldoende mate een eigen belangenafweging heeft gemaakt. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf voor betrokkenheid bij meerdere liquidaties. Klager wordt
verdacht
van deelname aan een criminele organisatie. Het hoger beroep in de strafzaak loopt nog. Uit de GRIP-rapportage van 2 juli 2013 komt naar voren dat klager over een groot netwerk van contacten beschikt. De organisatie rond klager kan beschikken over
grote
hoeveelheden geld. Het GRIP sluit niet uit dat klager er alles aan zal doen om, met gebruikmaking van zijn contacten, middelen en zijn familie, te ontvluchten. Het GRIP verwijst hiervoor naar een eerdere ontvluchtingspoging in 2004.
Volgens de door de directeur gegeven toelichting dienen de toezichtmaatregelen om klager te monitoren in verband met dit ontvluchtingsgevaar. De toezichtmaatregelen zijn derhalve noodzakelijk. Ten aanzien van de aanstelling in speciale baantjes heeft
de
directeur een uitzondering gemaakt voor wat betreft klagers lidmaatschap van de gedeco. Ook is de directeur in gesprekken met klager nagegaan of de maatregelen hem te veel last opleveren, hetgeen volgens de directeur niet het geval is.
Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris,
op 20 november 2015
secretaris voorzitter