Nummer : 15/3753/STA (wraking)
Betreft : [verzoeker] datum: 17 november 2015
De wrakingskamer uit de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming als bedoeld in artikel 31 van de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015 (hierna: de Instellingswet) heeft kennisgenomen van een bij het
secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen.
Verzoeker vraagt om wraking van de voorzitter [...] en tevens schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting, inhoudende de weigering verzoeker toestemming te verlenen voor het uit dozen in het magazijn
halen van bepaalde voorwerpen (een lamp, lakens en een ordner met dossierstukken) en het in zijn kamer plaatsen van die voorwerpen.
De wrakingskamer heeft ingevolge het bepaalde in artikel 31, vijfde lid, van de Instellingswet de voorzitter [...] in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek en verzoeker, alsmede zijn raadsman mr. J. Zevenboom om het
wrakingsverzoek schriftelijk toe te lichten. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de schriftelijke reacties van verzoeker en de voorzitter. De wrakingskamer heeft voorts kennisgenomen van de uitspraak en de onderliggende stukken van het eerdere
schorsingsverzoek waarnaar verzoeker heeft verwezen (RSJ 10 november 2015, 15/3672/STA).
1. De beoordeling
Verzoeker vraagt om wraking van de voorzitter [...] op de grond dat zij zich in strijd met het bepaalde in artikel 6 van het EVRM bij de behandeling van schorsingsverzoeken van verzoeker enkel heeft gebaseerd op (onjuiste) inlichtingen van het hoofd
van
de inrichting. Hierdoor is volgens verzoeker sprake van partijdigheid.
De voorzitter [...] heeft niet in de wraking berust.
Wraking van de schorsingsvoorzitter is op grond van artikel 31, eerste lid, van de Instellingswet slechts mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
Voorop staat dat een schorsingsvoorzitter uit hoofde van diens aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een schorsingsvoorzitter
jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Indien het gaat om een door de schorsingsvoorzitter gegeven (motivering van een) beslissing, kan de vrees voor
vooringenomenheid slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de schorsingsvoorzitter een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring
is
te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de schorsingsvoorzitter is ingegeven. Het is immers niet aan de wrakingskamer om die beslissing inhoudelijk te toetsen en wraking kan niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige beslissingen.
Verzoeker verwijst in zijn verzoekschrift naar hem onwelgevallige beslissingen door de schorsingsvoorzitter [...]. Op grond daarvan denkt verzoeker dat de schorsingsvoorzitter de kliniek blindelings zal napraten en deze de hand boven het hoofd zal
houden.
In die beslissingen vindt de wrakingskamer geen zwaarwegende aanwijzingen dat de schorsingsvoorzitter jegens verzoeker vooringenomenheid koestert. De beslissingen waarnaar verzoeker heeft verwezen zijn niet zo onbegrijpelijk dat daarvoor
redelijkerwijze
geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de schorsingsvoorzitter zijn ingegeven.
Gelet hierop zal de wrakingskamer het wrakingsverzoek afwijzen.
2. De uitspraak
De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking van [...] af.
Aldus gegeven door de wrakingskamer voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 17 november 2015.
secretaris voorzitter