Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3413/GV, 17 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3413/GV

betreft: [klager] datum: 17 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. Reisinger, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 oktober 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing is, zo komt naar voren uit de beslissing, gegrond op de omstandigheid dat klager tijdens een schorsing van zijn voorlopige hechtenis in 2007 Nederland heeft verlaten, is vertrokken
naar de Filipijnen en pas is teruggekeerd naar Nederland nadat hij was opgespoord door een journalist. Daarnaast zou de omstandigheid dat hij is veroordeeld voor een “maatschappelijk zeer gevoelig delict” een rol spelen. Dit omdat l er ook kans zou
bestaan op maatschappelijke onrust, wanneer klager zijn verlof zal doorbrengen op het opgegeven verlofadres, omdat er kinderen op dat adres wonen en twee slachtoffers woonachtig zijn in de omgeving van dat adres. Klager is bekend met de gevolgen van
het zich niet houden aan afspraken en/ of voorwaarden. Hij is 12 maanden langer gedetineerd dan het geval geweest zou zijn als hij toendertijd in Nederland was gebleven. Dit is voor hem een bestraffing geweest en ook om die reden mag dit niet leiden
tot een afwijzing van het verzoek. Klager merkt op dat, als hij zich niet aan zijn voorlopige hechtenis zou hebben onttrokken, hij inmiddels al in vrijheid zou verkeren. Hij heeft zich overigens in de tijd dat hij tijdens de schorsing in Nederland
verbleef steeds gehouden aan de voorwaarden en afspraken. Klager heeft in de periode van november 2007 tot en met 25 februari 2009 in dezelfde straat gewoond als waar toen de slachtoffers woonden. Dit heeft nooit tot problemen geleid. Hij heeft de
slachtoffers toen ook ontmoet en er is toen nooit iets voorgevallen dat kan worden betiteld als maatschappelijke onrust.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers preventieve hechtenis werd op 27 november 2007 onder voorwaarden geschorst. Hij is tijdens die schorsing op enig moment afgereisd naar de Filipijnen en uiteindelijk aldaar opgespoord door een verslaggever. In december 2014 is klager aangehouden
en uitgezet uit de Filipijnen. Op 23 december 2014 is hij in Nederland aangekomen, aangehouden en in detentie geplaatst. Naar aanleiding van die (zeer langdurige) onttrekking is er thans geen vertrouwen in opnieuw te verlenen vrijheden. Omtrent klager
verlofadres zal nadere informatie worden opgevraagd aan de reclassering.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daartoe verwezen naar het negatieve advies van de politie.
Het Openbaar Ministerie heeft zich onthouden van advies omdat reclasseringsrapportage ontbreekt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een thans gevangenisstraf van twaalf maanden, welke gevangenisstraf eerder voorwaardelijk was opgelegd.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 6 verlofaanvragen indienen.

Klager is op 11 maart 2008 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Voorafgaand aan die veroordeling is klagers voorlopige hechtenis geschorst. Tijdens deze
schorsing heeft klager Nederland verlaten en heeft hij tot december 2014 in de Filipijnen verbleven. Aan dat verblijf aldaar kwam een einde, nadat door tussenkomst van een televisieprogramma en een Nederlandse journalist, klager door de Filipijnse
autoriteiten werd aangehouden en uitgezet naar Nederland alwaar hij per 23 december 2014 weer is gedetineerd. Naar aanleiding van het zich niet houden aan de voorwaarden verbonden aan de schorsing van klagers voorlopige hechtenis, is de
voorwaardelijk
opgelegde gevangenisstraf bij – thans onherroepelijk geworden – vonnis van de rechtbank van 19 april 2010 omgezet in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, welke klager thans ondergaat.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kon de Staatssecretaris in redelijkheid oordelen dat het vertrouwen in een goed verloop van de aan klager te verlenen vrijheden (i.c. verlof) zodanig gering is dat dit in de weg staat aan een toekenning van
dat
verlof. De omstandigheid dat klager zich eerder aan zijn strafvolging heeft onttrokken door naar het buitenland af te reizen mocht daarin worden meegewogen.
De beroepscommissie verstaat de reactie van de Staatssecretaris inzake het verlofadres van klager in die zin dat dit op zich zelf bezien vooralsnog geen aanleiding zou geven voor een afwijzing van het verzoek.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven