Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1637/TA, 6 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1637/TA

betreft: [klager] 6 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...] verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2015 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker bij de inrichting.
Bij schrijven van 18 september 2015 heeft klager laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verbod op intern bezoek met ingang van 12 januari 2015.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In november 2014 heeft de inrichting bepaald dat verpleegden na 20.00 uur niet meer van hun unit af mogen. Tot 12 januari 2015 ondervond klager weinig
hinder van deze beperking, omdat hij bezoekregelingen met een aantal verpleegden op andere units had en op grond daarvan tot vlak voor de insluiting medeverpleegden op andere units kon bezoeken. Echter, door de invoering van het verbod op intern bezoek
is klager aanzienlijk in zijn bewegingsvrijheid beperkt; vanaf dat moment mocht hij na 20.00 uur niet meer van de afdeling af. Van afdelingsarrest is sprake indien de bewegingsvrijheid waarop een verpleegde op grond van de huisregels of het verpleeg-
en
behandelplan recht heeft wordt beperkt. De huisregels noch klagers verpleeg- en behandelplan is aangepast, zodat sprake is van afdelingsarrest. Hiertegen staat beklag open. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en hem een tegemoetkoming toe te
kennen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de tweede helft van 2014 werd in toenemende mate onrust bij patiënten waargenomen. Dit was grotendeels het gevolg van een
toename in (hard)drugsgebruik, handel in contrabande en een te ruim vrijhedenbeleid. Ook hebben in die periode verscheidene ernstige incidenten plaatsgevonden, al dan niet gepleegd onder invloed van drugs. Hierop heeft de inrichting een aantal
inrichtingsbrede beheersmaatregelen genomen. Eén van die maatregelen betrof het verbod op bezoek tussen patiënten van verscheidene units. Deze maatregel is aan te merken als een aanwijzing als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Bvt. Daartegen
staat
geen beklag open. Intern bezoek kan niet worden aangemerkt als bezoek in de zin van artikel 37 van de Bvt; verpleegden komt geen recht op intern bezoek toe, zodat zij over de inperking daarvan niet kunnen klagen. De maatregel kan voorts niet worden
aangemerkt als afdelingsarrest, omdat de verpleegden zich tot 20.00 uur vrijelijk door de inrichting konden bewegen. Deze (tijdelijke) beheersmaatregel is mondeling door de groepsleiding aan de verpleegden meegedeeld; de memo die door klager is
overgelegd was gericht aan het personeel en niet aan de patiënten. Er is een werkgroep met daarin verpleegden ingesteld, die heeft onderzocht of de beheersmaatregelen een meer structureel karakter zouden moeten krijgen en in de huisregels zouden moeten
worden vervat.

3. De beoordeling
In de huisregels, zoals die luidden op 12 januari 2015, was over intern bezoek het volgende bepaald: “Indien patiënten van verschillende units binnen de Mesdag elkaar willen bezoeken, dan is er toestemming nodig van beide units ”. Vast staat dat op 11
januari 2015 mondeling aan de patiënten is meegedeeld dat met ingang van
12 januari 2015 een verbod geldt voor het bezoeken van patiënten op andere units. Met deze beslissing zijn de tot op dat moment geldende huisregels over intern bezoek (tijdelijk) buiten werking gesteld en is in feite een nieuwe (tijdelijke) huisregel
over intern bezoek in werking getreden. Klagers beklag is gericht tegen deze wijziging van de huisregels over intern bezoek; zijn beklag heeft derhalve betrekking op een algemene, voor alle in de inrichting verblijvende verpleegden geldende regel.
Hierover kan een verpleegde niet klagen, tenzij sprake is van strijd met wet- en/of regelgeving van hogere orde.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Bvt stelt het hoofd van de inrichting huisregels voor de inrichting of een of meer afdelingen daarvan vast. In artikel 52, eerste lid, van de Bvt is bepaald dat het hoofd van de inrichting zorg draagt dat de
verpleegde bij binnenkomst in de inrichting schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van zijn bij of krachtens deze wet gestelde rechten en plichten, bijvoorbeeld (zo blijkt uit de memorie van toelichting op dit artikel) door uitreiking van de
huisregels. In de inleiding op de huisregels van de Van Mesdag (onder het kopje ‘De Huisregels’) is vermeld dat wijzigingen van de huisregels “helder [worden] gecommuniceerd en gepubliceerd”.
Uit vorenstaande wet- en regelgeving volgt dat huisregels, opdat deze kenbaar en raadpleegbaar zijn voor verpleegden, op schrift moeten worden gesteld. In het verlengde hiervan ligt – en zulks blijkt ook uit de huisregels van de inrichting – dat
wijzigingen van huisregels (waardoor in feite nieuwe huisregels worden gecreëerd), ook al betreffen het tijdelijke wijzigingen, ook schriftelijk moeten worden vastgelegd en kenbaar gemaakt. Nu de bestreden wijziging van de huisregels slechts mondeling
aan de verpleegden is meegedeeld en niet schriftelijk is vastgelegd noch kenbaar gemaakt, is deze (tijdelijke) wijziging van de huisregels in strijd met de (strekking van de) Bvt en de vigerende huisregels – dus met hogere wet- en regelgeving –
doorgevoerd en kenbaar gemaakt. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, klager alsnog in zijn beklag ontvangen en klagers beklag gegrond verklaren.

Voorts staat ter beoordeling of aan klager een tegemoetkoming moet worden toegekend. De beroepscommissie is van oordeel dat dit niet het geval is, nu de inrichting gelet op de incidenten die eind 2014 hebben plaatsgevonden in redelijkheid heeft kunnen
beslissen om intern bezoek tussen verpleegden op verscheidene units tijdelijk niet meer toe te staan en om dit (in beginsel) tijdelijke algehele verbod op intern bezoek ook ten aanzien van klager toe te passen. De gevolgen van die (tijdelijke)
wijziging
zijn door klager, begrijpelijk, als vervelend ervaren, maar kunnen bezien in het licht van de algehele situatie in de inrichting op dat moment, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Bij bovenstaand oordeel is ook meegewogen dat het hoofd
van de inrichting een werkgroep, waarvan verpleegden deel uitmaken, in het leven heeft geroepen om te onderzoeken of de tijdelijke regelwijziging(en) een meer definitief karakter zou(den) moeten krijgen, hetgeen getuigt van zorgvuldigheid.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R. van de Water, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 6 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven