Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3530/SGA, 28 oktober 2015, schorsing
Uitspraakdatum:28-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3530/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 28 oktober 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift , ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het psychiatrisch penitentiair centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 23 oktober 2015, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van
plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 23 oktober 2015 om 17.00 uur en eindigend op 6 november 2015 om 17.00 uur, met cameratoezicht, in verband met verzoekers gemoedstoestand en gedrag.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 26 oktober 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 28 oktober 2015.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Door en namens verzoeker is aangevoerd dat er meerdere gronden zouden zijn voor een toewijzing van het verzoek. Allereerst omdat er in dit geval sprake zou zijn van een dubbele bestraffing voor eenzelfde incident. Daargelaten de vraag of hier sprake is
van een en hetzelfde incident geldt dat aan verzoeker een ordemaatregel is opgelegd hetgeen géén bestraffing is. Er is mitsdien geen sprake van een dubbele bestraffing en dit verweer kan daarom niet tot toewijzing van het verzoek leiden.
Omdat aan verzoeker tevens – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – op goede gronden cameratoezicht is opgelegd, kan de ordemaatregel op grond van het bepaalde in artikel 24a van de Pbw slechts ten uitvoer gelegd worden in een afzonderingscel.
Ook dit verweer treft daarom geen doel.
Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat er thans nog steeds een zodanig risico bestaat voor suïcide en mogelijk acuut geweld naar derden, dat dit de bestreden beslissing van de directeur – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – kan rechtvaardigen. De voorzitter gaat er daarbij vanuit dat de directeur – nu het hier een ordemaatregel betreft – de noodzaak van verdere voortduring daarvan steeds zal toetsen en de tenuitvoerlegging niet langer zal laten duren dan – in
overleg met de gedragsdeskundigen – strikt noodzakelijk zal worden geacht.
Het verzoek zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven