Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3472/SGB, 6 november 2015, schorsing
Uitspraakdatum:06-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/3472/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 6 november 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 6 september 2015, tot plaatsing van verzoeker in de BPG van
de p.i. Vught.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het op 11 september 2015 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, het op 7 oktober 2015 ingediende wrakingsverzoek ten aanzien van de behandelende beroepscommissie en van de
schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 23 oktober 2015. De raadsvrouw van verzoeker en verzoeker hebben ieder op 28 oktober 2015 een aanvulling op het schorsingsverzoek van 21 oktober 2015 aan de voorzitter doen toekomen. Deze
aanvullingen zijn door de voorzitter ter kennisneming aan de selectiefunctionaris gezonden.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dit laatste het geval.

In de beslissing van de selectiefunctionaris wordt ter onderbouwing van deze beslissing verwezen naar - kort gezegd - de plaatsing van verzoeker op de GVM-lijst per 10 juli 2013, het feit dat verzoeker toen hij bij aanvang van zijn detentie in de maand
juni 2013 in alle beperkingen zat kans heeft gezien een telefoongesprek met iemand buiten de inrichting te voeren, bedreigingen die verzoeker zou hebben geuit bij gelegenheid van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting van 1 juli 2014 alsmede
naar in de maand mei 2015 en in de maand juli 2015 bij het TCI ontvangen informatie betreffende voortgezet crimineel handelen, respectievelijk vluchtgevaar. In de bestreden beslissing wordt ook gerefereerd aan een voorstel van de zijde van de directeur
van de p.i. Krimpen aan den IJssel om verzoeker te plaatsen in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught. Bij de nadere inlichtingen van de selectiefunctionaris zijn overgelegd een selectieadvies van de p.i. Krimpen aan den IJssel van 13 augustus
2015, GRIP-rapportages en maandrapportages betreffende verzoeker. Tot slot stelt de selectiefunctionaris dat verzoeker veelvuldig ongecontroleerd telefoneert, zowel in het Nederlands als in het Koerdisch.

Namens verzoeker is gemotiveerd verweer gevoerd tegen al hetgeen door de selectiefunctionaris is gesteld.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter liggen aan de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende zwaarwegende actuele, concrete en verifieerbare feiten en omstandigheden ten grondslag om de voor verzoeker ingrijpende beslissing tot
plaatsing op de BPG-afdeling te kunnen rechtvaardigen. In het bijzonder betrekt de voorzitter bij dit oordeel dat, voor zover de selectiefunctionaris zich baseert op de hiervoor genoemde GRIP-informatie, een oordeel over de betrouwbaarheid van die
informatie door het GRIP niet kon worden gegeven alsook op het feit dat het voorstel om verzoeker te plaatsen in de EBI is door de Adviescommissie EBI is afgewezen.
Gelet op het voorgaande acht de voorzitter de beslissing zodanig onredelijk en onbillijk jegens verzoeker dat het verzoek zal worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 6 september 2015 met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beroepscommissie op het onderliggende beroep zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 6 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven