Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2103/GA, 9 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2103/GA

betreft: [klager] datum: 9 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

gericht tegen een uitspraak van 29 juni 2015 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2015 gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen, gehoord.
De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft op 25 september 2015 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Het aanhoudingsverzoek is afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan klager, zijn raadsman en de directeur is verzonden. De directeur is in de gelegenheid gesteld binnen vijf dagen na dagtekening op
het verslag te reageren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens fraude bij een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 10,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur is van mening dat uit het schriftelijk verslag volgt dat klager heeft gefraudeerd tijdens afname
van de urinecontrole. In het verslag is immers vermeld dat klager het potje naar zijn mond bracht, het potje niet warm aanvoelde en het personeel geen urine in het potje heeft horen vallen. Het personeelslid dat de controle heeft afgenomen is zeer
ervaren. De directeur twijfelt dan ook niet aan zijn mededeling dat de gang van zaken tijdens deze urinecontrole afwijkend was. De directeur heeft aan voornoemd personeelslid gevraagd de gang van zaken tijdens de bewuste urinecontrole nader te
concretiseren, hetgeen hij heeft gedaan. Ook hieruit blijkt dat klager het potje zeer snel richting zijn mond heeft gebracht en weer terug naar beneden. Dit is naar de mening van de directeur geen normale beweging tijdens een dergelijke controle.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergeven – toegelicht. Klager werd rond 6.30 uur gewekt. Hem werd verteld dat hij om 8.00 uur een urinecontrole zou hebben. Bij de
urinecontrole stond één bewaarder naast klager en er stond één bewaarder achter klager. Er waren twee spiegels. Klager deed zijn broek naar beneden en plaste in het bekertje. Het plassen in een klein bekertje maakt niet zo veel geluid. De bewaarder
achter klager kon via de spiegel zien dat klager plaste. De bewaarder naast klager kon niets zien. Toen klager het potje wilde dichtmaken en het buisje erin wilde doen, werd de urinecontrole afgebroken.
Door de beschuldiging van fraude is alles verpest voor klager. Hij had nu in een beperkt beveiligde inrichting kunnen zitten. Hij is nu bezig met een aanvraag voor een penitentiair programma, maar hier is nog niet op beslist. Klager heeft het gevoel
dat
hij wordt getreiterd. Hij gebruikt al drie jaar niet meer.
Het klopt niet dat klager het potje naar zijn mond heeft gebracht. Hij heeft wel een dop gepakt die bovenop een randje lag. Verzocht wordt om terughoudend om te gaan met het door de directeur in beroep overgelegde tweede / nadere verslag. In dit
verslag
is vermeld dat klager zwijgzaam was, terwijl uit het schriftelijke verslag van 17 april 2014 volgt dat er hevig is gediscussieerd. Voorts sluiten het schriftelijke verslag en het nadere verslag de lezing van klager niet uit. Ook blijft met het nadere
verslag de uitspraak van de beklagcommissie overeind nu uit het nadere verslag blijkt dat klager met zijn rug naar het personeel stond.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie heeft hierbij in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat tijdens de urinecontrole, conform artikel 3, derde lid, van de
Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen door het personeel direct visueel toezicht is uitgeoefend. Voorts acht de beroepscommissie de lezing zoals gegeven door de directeur onvoldoende aannemelijk geworden.
Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, U.P. Burke en dr. A. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven