Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3115/GV, 5 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3115/GV

betreft: [klager] datum: 5 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het gestelde vluchtgevaar is onvoldoende onderbouwd. Er is slechts gesteld dat klager in het buitenland is aangehouden ter executie van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. Klager verblijft reeds sinds
de jaren negentig in Nederland en heeft een koophuis. Dat klagers familie in het buitenland verblijft, maakt niet dat er sprake is van vluchtgevaar. Klager heeft bovendien de Nederlandse nationaliteit. Het is niet duidelijk waarom bijzondere
voorwaarden
het gestelde vluchtgevaar niet zouden kunnen beperken. Klager is bereid zijn reisdocumenten in te leveren en heeft geen bezwaar tegen elektronisch toezicht. Er is ontoereikend onderbouwd waarom deze voorwaarden onvoldoende garantie zouden bieden.
Klagers gedrag gedurende detentie is uitstekend en hij neemt al geruime tijd deel aan het penitentiair programma. Het delict waarvoor klager gedetineerd zit is in 2006 begaan en hij heeft sindsdien geen documentatie opgebouwd.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klagers zaak is in 2012 onherroepelijk geworden. Er zijn, zo blijkt uit het advies van het Openbaar Ministerie (OM), veel inspanningen gedaan om de vrijheidsstraf te
executeren.
Klager was in Nederland onvindbaar. Na onderzoek bleek dat hij in het Verenigd Koninkrijk woonde. Hij is in het Verenigd Koninkrijk gearresteerd en overgebracht naar Nederland. Klager is niet uitgeschreven uit de GBA van Amsterdam. Hij heeft zijn huis
verhuurd en niet gemeld waar hij wel te bereiken was. Het opgegeven verlofadres betreft klagers koopwoning, maar hij verhuurt deze woning aan anderen. Het opleggen van bijzondere voorwaarden is overwogen, maar geeft geen garantie voor een ongestoord
verloop van een verlof.
Er bestaat, gezien het uitgebreide advies van het OM, een reële zorg dat klager zich onttrekt aan zijn detentie. Zijn gezin woont in het buitenland. Het enige dat hem met Nederland bindt is de koopwoning die hij heeft verhuurd en waarvan de politie
meent dat dit geen aanvaardbaar verlofadres is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Almere adviseert positief ten aanzien van de verlofaanvraag, mits klager zijn reisdocumenten inlevert en er sprake is van elektronisch toezicht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd. Klager is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Opiumwetdelicten hebben een ingebouwd recidivegevaar, leveren een gevaar op voor de volksgezondheid en genereren
nevencriminaliteit. Klager heeft zich geruime tijd onvindbaar weten te houden voor justitie en is door middel van een Europees Arrestatiebevel op 2 maart 2015 aangehouden in het Verenigd Koninkrijk. De kans op vluchtgevaar is nog altijd zeer hoog.
Klager ontkent het feit nog steeds stellig. Nu klager pas sinds 2 maart 2015 gedetineerd is en zijn VI-datum is vastgesteld op 24 juli 2016, is het volstrekt onaanvaardbaar om klager op dit moment meer vrijheden te gunnen.
De politie heeft negatief geadviseerd. Het verlofadres is te klein voor een vijfde persoon.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 23 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, wegens overtreding van de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 22 juli 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Klager is op 27 april 2010 in hoger beroep veroordeeld. Op 7 juli 2012 is zijn veroordeling onherroepelijk geworden. Klager was, hoewel hij ingeschreven stond in de GBA van Amsterdam, onvindbaar in Nederland. Op 2 maart 2015 is hij aangehouden in het
Verenigd Koninkrijk en naar Nederland overgebracht. Daar komt bij dat uit het advies vrijheden volgt dat de politie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur, een afwijzing van klagers verlofaanvraag op dit moment rechtvaardigen.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 5 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven