Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2250/GM, 3 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2250/GM

betreft: [klager] datum: 3 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 1 juli 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager, diens raadsman mr. M.L. van Gaalen en de inrichtingsarts van de locatie Veenhuizen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2015, gehouden in de penitentiaire
inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 mei 2015, betreft de verminking van klagers hand.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager begrijpt niet waarom de medisch adviseur klagers hand niet zelf heeft bekeken. Klager heeft tweede- en derdegraads verbrandingen opgelopen waarvan waarschijnlijk littekens overblijven. Waarschijnlijk zijn ook de zenuwen van klagers hand
beschadigd. De inrichting heeft geweigerd een scan van de hand te laten maken. Er zijn door de inrichtingsarts in het bijzijn van het afdelingshoofd foto’s gemaakt van de blaren op klagers hand.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager wil geen bemiddeling van de klacht door het Hoofd Zorg van de locatie Esserheem. Hij staat erop dat een en ander in het bijzijn van zijn advocaat wordt besproken. Klager is in verband met wratten behandeld door de verpleegkundige. Door die
behandeling heeft hij brandwonden opgelopen. Hij is daarvoor verwezen naar de inrichtingsarts en uiteindelijk naar het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen (WZA). Klager vindt dat hij naar het brandwondencentrum doorverwezen had moeten worden. Aan klager is
uitgelegd dat dit, indien de specialist van het WZA dat noodzakelijk had gevonden, zou zijn gebeurd vanuit het WZA.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 13 mei 2015 door een verpleegkundige is behandeld in verband met wratten op zijn handen door middel van aanstippen met stikstof. Door die behandeling was er sprake van blaarvorming op klagers rechterhand.
Klager is nog diezelfde dag gezien door de inrichtingsarts. Naar aanleiding van de aanhoudende klachten is klager na behandeling door de inrichtingsarts doorverwezen naar het WZA, waar hij door de chirurg is behandeld.
Het medisch handelen van de verpleegkundige, de behandeling van de daaruit voortgevloeide klachten door de inrichtingsarts en het doorverwijzen van klager naar het WZA acht de beroepscommissie niet onzorgvuldig. Bij behandelingen als de onderhavige
bestaat altijd enig risico dat zich blaren vormen. Na kortere of langere tijd herstelt zich een en ander. Een andere (na)behandeling dan die welke bij klager is toegepast, bijvoorbeeld het maken van een scan van de hand, is niet aangewezen en een
doorverwijzing voor behandeling door een brandwondencentrum is in dit soort gevallen niet aan de orde.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven