Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2744/GM, 3 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2744/GM

betreft: [klager] datum: 3 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 augustus 2015 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan het PPC te Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 6 juli 2015, betreft het geven van een verkeerd gebruikersvoorschrift bij de hem verstrekte medicatie (micozanol)

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Hij vraagt zich ten eerste af waarom zijn raadsman niet ter zitting aanwezig is.
Klager kreeg, omdat hij last had van uitslag, een huidzalf verstrekt. Hij heeft over die zalf onvoldoende en onjuiste informatie verstrekt gekregen. Hij heeft, toen hem die zalf verstrekt werd, gevraagd hoe deze te gebruiken. Hem werd te kennen gegeven
dat hij die zalf vijf dagen per week moest aanbrengen en dan steeds tweemaal daags. Na vier tot vijf weken zou klager kunnen stoppen met smeren en de uitslag zou dan na een week of twee helemaal verdwenen moeten zijn. Toen klager vervolgens de
gebruiksaanwijzing las zag hij daar een ander gebruiksvoorschrift, te weten de zalf zeven dagen per week en tweemaal daags toepassen. Klager heeft de zalf overeenkomstig de uitleg van de medische dienst gebruikt maar de uitslag was na vijf maanden nog
steeds niet weg. Toen klager uiteindelijk werd overgeplaatst naar het Pieter Baan Centrum verdween de uitslag spontaan. Klager vindt dat hij verkeerde uitleg heeft gekregen, waardoor hij langer last had van die uitslag dan noodzakelijk was.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Nu klager in zijn klaagschrift noch in het beroepschrift heeft vermeld dat hij bij de behandeling van zijn klacht en beroep bijgestaan wilde worden door een rechtsbijstandverlener, is deze niet opgeroepen. De beroepscommissie ziet, nu zij zich
voldoende
ingelicht acht, geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden en zal de zaak thans afdoen.

Als onweersproken kan worden vastgesteld dat aan klager bij de verstrekking van een huidzalf een gebruiksvoorschrift is gegeven dat inhield dat minder keren moest worden gesmeerd dan in de bijsluiter bij het betreffende geneesmiddel stond vermeld. Nu
de
bijsluiter een algemeen gebruiksvoorschrift geeft terwijl de voorschrijver steeds naar de gebruiksbehoefte in het specifieke geval kijkt, kan niet worden gezegd dat het terughoudender voorschrijven dan in de bijsluiter staat vermeld onzorgvuldig is.
De beroepscommissie is daarom van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts in dit geval niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 november 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven