Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/3188/GV, 19 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/3188/GV

betreft: [klager] datum: 19 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.W. Tijkotte, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 september 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen het verlenen van verlof, mits klager zich aan een aantal voorwaarden houdt. De bezwaren van de politie rechtvaardigen een afwijzing van de
verlofaanvraag niet. Klager is afgestraft voor de genoemde antecedenten. De bruiloft is in Purmerend, waardoor de kans op slachtofferconfrontatie klein is. Een bruiloft is in klagers cultuur één van de hoogtepunten in het leven. Het is voor klager van
onschatbare waarde om bij de bruiloft aanwezig te kunnen zijn en zijn aanwezigheid is noodzakelijk. De afwijzing is ontoereikend gemotiveerd, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van klager en zijn familie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Hoewel klager een sterk persoonlijk belang heeft, is zijn aanwezigheid op de bruiloft niet noodzakelijk. Een dergelijke gebeurtenis kan worden verschoven naar een latere datum.
Klager heeft nog een fors strafrestant.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager niet voldoet aan de voorwaarde dat zijn aanwezigheid bij de gebeurtenis in de persoonlijke sfeer noodzakelijk is.
Het OM heeft geen bezwaar tegen het verlenen van verlof, mits de bruiloft in Nederland plaatsvindt en klager gedurende het verlof een enkelband draagt.

De politie heeft negatief geadviseerd. Klager heeft 27 antecedenten, de einddatum van klagers detentie is nog niet in zicht, het verlenen van verlof is een slecht voorbeeld, slachtofferconfrontatie is ongewenst en de in het huwelijk tredende broer van
klager is verdachte in een groot hennep-onderzoek.

3. De beoordeling
Klager is door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, wegens afpersing. Zijn fictieve einddatum valt op of omstreeks 3 juni 2020.

Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof op 14 november 2015 om aanwezig te kunnen zijn bij de bruiloft van zijn broer. In de toelichting op artikel 21 van de Regeling staat dat, hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel
verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van voormelde Regeling zijn opgesomd, niet wordt uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof. De bruiloft van klagers broer is
een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. Hoe begrijpelijk klagers wens om daarbij aanwezig te zijn ook is, zijn aanwezigheid is niet noodzakelijk in de zin van voornoemde Regeling. Dit maakt dat de afwijzing van het verzoek niet onredelijk en
onbillijk
kan worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 19 oktober 2015

secretaris voorzitter

Naar boven