Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2109/GA, 3 november 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-11-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2109/GA

betreft: [klager] datum: 3 november 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 juni 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat de directeur klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting het kader van algemeen verlof heeft afgewezen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is onvoldoende grondslag om de verlofaanvraag af te wijzen. Het advies van de politie is niet onderbouwd aan de hand van concrete, toetsbare en recente gegevens. Uit het advies van de politie blijkt
niet dat en in welke mate er een gevaar zou zijn voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. De positieve urinecontrole vormt onvoldoende grond voor een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot drugsgebruik
of een poging tot invoer van drugs. De eerdere positieve urinecontrole is mogelijk een uitvloeisel van eerder drugsgebruik buiten detentie. De afwijzing is onredelijk en onbillijk. Klager is reeds disciplinair gestraft voor de positieve urinecontrole.
De belangen van klager zijn niet voldoende meegewogen en dienen zwaarder te wegen dan de positieve urinecontrole. Klager wordt het recht op resocialisatie ontnomen.

De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager behoort tot de volgende categorieën: veelplegers, WOS-plegers en Top 100. Hij gaf uitermate veel overlast, bleef recidiveren en vertoonde onaanvaardbaar gedrag. Zijn
middelengebruik heeft vaak geresulteerd in agressief gedrag en hij is onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken. Niet uitgesloten is dat klager zich, eenmaal in vrijheid, in korte tijd schuldig maakt aan crimineel of overlast gevend gedrag.
Klager moet inzien dat zijn gedrag voor de politie een grens heeft bereikt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat op dit moment de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis in verband met de omzetting van een taakstraf, opgelegd wegens belediging. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 10 november 2015.

Het gebruik van verdovende middelen tijdens detentie is in het kader van het landelijk geldend Drugsontmoedigingsbeleid aanleiding om minder, dan wel geen vrijheden te verlenen. Uit de stukken blijkt dat klager op 30 maart 2015 een positieve
urinecontrole heeft gehad. Uit het sanctiekader behorende bij het nieuwe drugsontmoedigingsbeleid (dat op 1 februari 2015 in werking is getreden) volgt dat bij het gebruik van softdrugs de helft van het eerstvolgende verlof kan worden ingetrokken.
Daar komt bij dat de politie negatief heeft geadviseerd op de verlofaanvraag. Uit het advies van de politie volgt dat klager eerder heeft gerecidiveerd, onbetrouwbaar is gebleken in het nakomen van afspraken en dat het niet uitgesloten is dat klager
zich, eenmaal in vrijheid, schuldig maakt aan crimineel gedrag.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan derhalve naar het oordeel van de
beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van Eijk, secretaris, op 3 november 2015

secretaris voorzitter

Naar boven