Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1565/GA, 26 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1565/GA

betreft: [klager] datum: 26 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 18 mei 2015 van de beklagcommissie bij de voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2015, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord mevrouw [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 29 september 2015, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens 1) agressie naar materialen en 2) het beledigen en bedreigen van personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag op formele gronden gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 5,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft op 25 maart 2015 een tweetal rapporten gekregen. Dit was rond 09.30 uur. Klager is op dezelfde dag om 16.40 uur gehoord. Aan hem is
vervolgens voor beide rapporten één disciplinaire straf opgelegd. De schriftelijke mededeling van deze straf is op 26 maart 2015 om 14.30 uur uitgereikt aan klager. Dat is binnen de daarvoor geldende termijnen. Indien alleen een straf was opgelegd voor
het wél aan klager medegedeelde rapport, zou dat een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel zijn geweest.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 50, tweede lid, van de Pbw dient de directeur zo spoedig mogelijk over de oplegging van een disciplinaire straf te beslissen nadat hem verslag is aangezegd. Zoals de beroepscommissie onder meer in haar uitspraak RSJ 20 januari
2014,

nr. 13/3300/GA heeft overwogen, eist de zorgvuldigheid dat afhandeling binnen 24 uur na de aanzegging van het verslag geschiedt. In de onderhavige zaak hebben de voorvallen plaatsgevonden op 25 maart 2015 om 09.30 uur en is de disciplinaire straf op
dezelfde dag ingegaan om 16.40 uur. De afhandeling is derhalve binnen 24 uur na aanzegging van het verslag geschied.

Ingevolge artikel 58, eerste lid, van de Pbw reikt de directeur een schriftelijke mededeling van een disciplinaire straf onverwijld uit aan de gedetineerde. De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat met het begrip ‘onverwijld’ in
beginsel moet worden uitgegaan van een uitreiking binnen 24 uur nadat de directeur de beslissing tot strafoplegging heeft genomen. In dit geval is de disciplinaire straf ingegaan op 25 maart 2015 om 16.40 uur en is de beschikking uitgereikt op 26 maart
2015 om 14.30 uur. De mededeling is dus binnen 24 uur aan klager uitgereikt.

De uitspraak van de beklagcommissie is gelet op het voorgaande niet juist.

De beroepscommissie heeft echter geconstateerd dat het verslag wegens agressie naar materialen niet aan klager is medegedeeld. Artikel 50, eerste lid, van de Pbw stelt mededeling van het verslag als voorwaarde om een disciplinaire straf te mogen
opleggen. Nu het betreffende verslag niet is medegedeeld, is de bestreden beslissing, voor zover deze inhoudt een strafoplegging wegens agressie naar materialen, genomen in strijd met dit wettelijk voorschrift. In zoverre dient het beklag op formele
gronden gegrond te worden verklaard. De beslissing van de directeur kan vanwege het daaraan klevende gebrek niet in stand blijven.

De beroepscommissie ziet aanleiding om uit een oogpunt van proceseconomische redenen zelf in de zaak te voorzien.

De beroepscommissie zal de beslissing van de beklagcommissie vernietigen, de beslissing van de directeur vernietigen en doen wat de beklagcommissie had behoren te doen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de beslissing van de beklagcommissie, verklaart het beklag gegrond voor wat betreft de opgelegde disciplinaire straf wegens agressie naar materialen en voor het overige ongegrond. Zij vernietigt de beslissing van de
directeur voor zover deze ziet op de opgelegde disciplinaire straf wegens agressie naar materialen en stelt de disciplinaire straf wegens beledigen en bedreigen van personeel op vijf dagen opsluiting in een strafcel. Zij kent aan klager een
tegemoetkoming toe van € 7,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 26 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven