nummer: 15/3437/TA
betreft: [klager] datum: 26 oktober 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. Vreeken, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2015 van de klachtencommissie bij de Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Klager is uitsluitend op grond van een Bopz-titel in de inrichting geplaatst. FPC Oostvaarderskliniek is aangewezen als een tbs-inrichting, maar volgens de ‘Regeling aanmerking psychiatrisch ziekenhuis Bopz’ (Staatscourant nr. 9954 van 23 mei 2012)
tevens door de minister van VWS aangemerkt als een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in de Wet Bopz.
Volgens de Memorie van toelichting bij de Bvt is de status van de inrichting leidend voor de interne rechtspositie van de betrokken persoon.
Klager valt niet onder de categorieën verpleegden als vermeld in artikel 4 Bvt op wie de Bvt van toepassing is.
De beroepscommissie overweegt dat, zoals uit de vaste rechtspraak van de Raad naar voren komt – laatstelijk RSJ, 22 juni 2013,13/1216/TA - een met een Bopz-machtiging opgenomen patiënt moet kunnen afgaan op de bepalingen van de Wet Bopz om te weten hoe
zijn interne rechtspositie is geregeld. In de Wet Bopz noch in de Bvt is immers aangegeven dat de Wet Bopz niet en de Bvt wel van toepassing zou zijn op een louter krachtens een rechterlijke machtiging geplaatste patiënt in een inrichting die is
aangewezen als tbs-inrichting en tevens is aangemerkt als een psychiatrisch ziekenhuis (zie ook de uitspraak van de rechtbank Utrecht d.d. 11 augustus 1999, nr. 86457/HA ZA 98-1203, kBJ/BOPZ-Jurisprudentie 1999 nr. 66 en de uitspraak van de rechtbank
Zutphen op 21 juli 2011, LJN BR4854).
De klachtencommissie bij de inrichting heeft derhalve ten onrechte in de aanbiedingsbrief bij haar uitspraak gemeld dat beroep open staat bij de beroepscommissie van de Raad. Krachtens artikel 41a Wet Bopz staat beroep open bij de civiele rechter.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart zich onbevoegd het beroep in behandeling te nemen.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 26 oktober 2015.
secretaris voorzitter