Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1349/GA, 20 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1349/GA

betreft: [klager] datum: 20 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 april 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2015, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. A.H. Tiemens en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Als toehoorders waren aanwezig [...] en [...], stagiaires bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens het overhandigen van contrabande aan een medegedetineerde;
b. de beslissing om klager niet meer de functie van sportreiniger te laten uitoefenen wegens voornoemde gedraging.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Onderweg naar de sport kwam klager een medegedetineerde tegen, die hem om een shag vroeg. Klager gaf hem een shag. Ze stonden toen op ongeveer twaalf
meter afstand van de werkzaal. Vervolgens kwam er een bewaarder naar hen toe vanuit de werkzaal. Hij vroeg aan de medegedetineerde om de buil shag uit zijn zak te halen die klager hem had gegeven. In één van de builen bleken telefoonkaarten te zitten.
Klager ontkent ten stelligste de shagbuil met daarin telefoonkaarten te hebben overhandigd. Klager heeft alleen een shag gegeven. De feiten in het rapport zijn onvoldoende. Niet duidelijk is waar klager precies stond, welke afstand er tussen hem en de
rapporteur was en of de rapporteur voldoende zich had op de situatie.
Bovendien is te laat beslist over de disciplinaire straf nu het rapport is aangezegd op 23 maart 2015 om 08.15 uur en de straf is ingegaan op 24 maart 2015 om 10.45 uur. Hierbij wordt verwezen naar RSJ 20 januari 2014, nr. 13/1300/GA. Klager is
hierdoor
in zijn belangen geschaad, omdat er zo spoedig mogelijk zekerheid dient te volgen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is sprake van een goed en feitelijk rapport. Klager is de dag na het voorval gehoord om 10.45 uur. Op dezelfde dag is de beschikking uitgereikt.
In beklag is hiervan geen punt gemaakt. Onduidelijk is waarom klager zo laat is gehoord. Tevens is onduidelijk of klager ingesloten is geweest tot het moment van afhandeling van het rapport of dat hij eerder is uitgesloten.

3. De beoordeling
Ten aanzien van beklagonderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Op grond van artikel 50, tweede lid, van de Pbw dient de directeur zo spoedig mogelijk over de oplegging van een disciplinaire straf te beslissen nadat hem verslag is gedaan. Zoals de beroepscommissie onder meer in de uitspraak RSJ 20 januari 2014, nr.
13/3300/GA heeft overwogen eist de zorgvuldigheid dat afhandeling binnen 24 uur na de aanzegging van het verslag geschiedt. Slechts op goede gronden kan van deze termijn worden afgeweken. In de onderhavige zaak is deze termijn met tweeënhalf uur
overschreden. Door de directeur zijn daarvoor geen bijzondere omstandigheden aangevoerd. Nu sprake is van formele gebreken in de strafoplegging, dient het beroep gegrond te worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie te worden vernietigd en
het beklag alsnog gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal een tegemoetkoming aan klager toekennen.

Ten aanzien van beklagonderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beklagonderdeel b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 20 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven