Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1566/GA, 19 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1566/GA

betreft: [klager] datum: 19 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C.W.L. Grootjans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 april 2015 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn (thans: p.i. Groot Alphen),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 september 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
Klagers raadsman en de directeur hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het beledigen van het personeel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens de eerste dagen van zijn verblijf in Alphen aan den Rijn zonder een gedeelte van zijn medicatie gezeten. Daarom vroeg hij de arts te mogen spreken. Klager is daarbij tegengewerkt door een medewerker van de inrichting. Die gaf zich
via de intercom uit voor de inrichtingsarts. Deze persoon heeft vervolgens ook bewust de aardlekschakelaar van klagers verblijfsruimte omgezet. Er is nooit sprake geweest van een kortsluiting. Het was bewuste pesterij van die medewerker. De volgende
dag
is de aardlekschakelaar weer teruggezet en toen waren er geen problemen meer. De directeur geeft aan dat er in de teamkamer een koelkast zou zijn, waarin klagers eten na het uitvallen van de elektriciteit zou zijn opgeslagen. Klager weet alleen dat
zijn
voedingsmiddelen daarna nooit meer boven water zijn gekomen. Klager heeft toen wel vervangende maaltijden verstrekt gekregen. Bij het bewuste voorval heeft klager niet beledigd of gedreigd. Er was een woordenwisseling en klager heeft toen geroepen dat
dit personeelslid maar de schildjes erbij moest roepen, meer niet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
De directeur verwijst naar het eerder gevoerde verweer en voegt daaraan toe dat het afdelingspersoneel niet de bevoegdheid heeft om eventueel uitgesprongen aardlekschakelaars weer in te schakelen. Dat mogen slechts de medewerkers van de technische
dienst. In het onderhavige geval is de stroom ’s avonds uitgevallen en was er niemand van de technische dienst aanwezig. Door aan te bieden de etenswaren van klager in een andere koelkast te leggen, heeft dat personeelslid aan de zorgplicht voldaan.

3. De beoordeling
De hier aan de orde zijnde disciplinaire straf is, zo komt naar voren uit de mededeling daarvan, opgelegd in verband met het beledigen van het personeel. Uit het verslag van 12 februari 2015, dat aanleiding was voor het opleggen van onderhavige
disciplinaire straf, is vermeld: “(...) Nadat ik gedetineerde T wilde aanspreken op zijn gescheld begon gedetineerde D (klager) zich er mee te bemoeien. Ook hij begon direct van “wat wil je nu doen dan” en” kom maar op met je rapport”. Ook wist hij te
vermelden niet bang te zijn voor ons als we hun kwamen halen met de schilden en dat ik op moest rotten (...)”
De beroepscommissie is van oordeel dat dergelijke uitlatingen, ook bezien in de context van het voorval, niet de strekking hebben het betrokken personeelslid aan te randen in zijn eer en goede naam. Daarom kunnen de uitlatingen niet als beledigend
worden aangemerkt. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur is genomen op een grond die deze niet kan dragen. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog
gegrond
te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. L.M. Moerings en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven