Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2867/GV, 14 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2867/GV

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Molenaar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 augustus 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. B. Molenaar om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de bestreden beslissing heeft de Staatssecretaris ten onrechte overwogen dat klager onvoldoende heeft aangetoond waarom zijn aanwezigheid bij zijn gezin noodzakelijk zou zijn. Klager heeft een pakket
aan verklaringen van derden overgelegd, waaruit evident naar voren komt met welke psychische problematiek klager en zijn gezin te kampen hebben. De Staatssecretaris heeft in die verklaringen ten onrechte geen aanleiding gezien om strafonderbreking toe
te staan. In een schrijven van 13 september 2015 heeft de coördinator Gezin In Balans te kennen gegeven dat zij het verzoek om strafonderbreking ondersteunt, omdat binnen klagers gezin ernstige psychische problemen zijn ontstaan door het verlies van
woning, inkomsten en vader/partner en dat strafonderbreking rust en stabiliteit binnen het gezin zal brengen, waardoor kinderen en ouders samen aan hun psychische problemen kunnen werken. Klager verblijft in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.),
maar het is voor klager onmogelijk om binnen de verlofmogelijkheden van de b.b.i. de ernstige problematiek aan te pakken. Zelfs de verlofmogelijkheden van de z.b.b.i. zullen hiervoor onvoldoende zijn. Immers, er zullen hulpverleningstrajecten moeten
worden ingezet, waarbij de actieve betrokkenheid van klager vereist is. Echter, hulpverleningsinstanties werken in beginsel niet in weekenden.

Bij brief van 28 september 2015 heeft klagers raadsman meegedeeld dat de Staatssecretaris lang niet alle stukken heeft overgelegd die klager in een eerder stadium heeft ingebracht. Hierdoor ontstaat er een vertekend beeld van de ernst van de situatie.
Bij brief van 30 september 2015 heeft klagers raadsman opgesomd welke stukken – in totaal dertien – niet door de Staatssecretaris zijn overgelegd. De raadsman verzoekt de beroepscommissie de Staatssecretaris te gelasten de ontbrekende stukken alsnog te
overleggen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In de bestreden beslissing staat dat het verzoek mede is afgewezen vanwege vluchtgevaarlijkheid. Dit argument kan de afwijzing van het verzoek om strafonderbreking evenwel niet
langer dragen, nu klager inmiddels in een b.b.i. verblijft. Desondanks is er geen reden om klagers verzoek toe te wijzen. Er is namelijk onvoldoende aangetoond waarom klager strafonderbreking nodig heeft naast de vrijheden die hij vanuit de b.b.i.
geniet. Tevens is onvoldoende aangetoond dat hij zaken niet vanuit detentie kan (laten) regelen. Bovendien lijkt het niet haalbaar om de gezinsproblematiek op te lossen binnen een periode van drie maanden, de maximale duur van strafonderbreking.
Overigens komt klager eind oktober 2015 in aanmerking voor verdere fasering.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek om strafonderbreking, omdat niet aan de criteria voor strafonderbreking is voldaan.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, omdat strafonderbreking niet het juiste middel is.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens verduistering. Aansluitend dient hij mogelijk in totaal 21 dagen vervangende hechtenis op grond van de Lex Mulder te ondergaan. De einddatum van zijn detentie is thans bepaald op 7
juli 2016.

Klager heeft in zijn schrijven van 17 juli 2015 toegelicht dat zijn partner alsmede zijn twee kinderen (van vier en negen jaar) te kampen hebben met ernstige psychische problemen, mede doordat zij – als gevolg van de onverwachte detentie van klager –
hun woning zijn verloren, geen inkomsten hebben en geen partner/vader meer hebben. Ook klagers moeder heeft psychische problemen, zo schrijft klager. Klager heeft toegelicht dat hij zijn gezin wil bijstaan en stelt dat hij door middel van een
strafonderbreking van drie maanden kan zorgen voor rust en stabiliteit in zijn gezin, waardoor de psychische problemen bij zijn gezin (zouden) kunnen afnemen.

Ingevolge artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van
verlof. Op grond van artikel 36 in samenhang bezien met artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerend(e) levenspartner, kind of ouder van de gedetineerde.

De vraag die beantwoording behoeft is of klagers partner, kinderen en/of moeder in ernstige psychische nood verkeren/verkeert.
Klager heeft in zijn schrijven van 17 juli 2015 uitgebreid de psychische toestand van zijn partner, kinderen en moeder toegelicht. Zo heeft hij over zijn partner geschreven dat zij is gediagnosticeerd met een ernstige vorm van PTSS (Post Traumatische
Stress Syndroom), waardoor zij slecht om kan gaan met stresssituaties en snel in een depressie terecht komt alsmede dat zij op dit moment met regelmaat komt “bij de huisarts, [het] ziekenhuis (internist) en [een] psycholoog/psychiater en [dat ze] bij
de
laatste geclassificeerd [is] als ‘ernstig’ omdat ze zelfmoord gedachtes heeft.”. Klager heeft voorts verklaringen van de coördinator Gezin in Balans, een pastoraal werker, het buurtteam en een jeugdpsychiater van het LUMC waarin de psychische toestand
van zijn partner en kinderen wordt beschreven in de procedure ingebracht. In het verslag van het buurtteam van 18 juni 2015 staat over klagers partner het volgende: “Sinds kort merken we dat de spanning ook bij [klagers partner] psychische klachten met
zich meebrengt. Ongeveer twee weken geleden is zij onwel geworden tijdens het auto rijden op de snelweg en heeft ze een auto ongeluk gehad. [...] [Klagers partner] is door de huisarts verwezen naar een psycholoog.”. Op dit verslag staat voorts
handgeschreven dat op 22 juni een intake van haar bij een psychotherapiepraktijk heeft plaatsgevonden. Klagers verzoek om strafonderbreking wordt ondersteund door de coördinator Gezin in Balans.

De beroepscommissie onderkent de ernst van de problemen in de thuissituatie van klager, maar kan op basis van de zich in het dossier bevindende stukken – hoewel klager er alles aan heeft gedaan om aan te tonen dat sprake is van ernstige psychische
problematiek binnen zijn gezin – niet vaststellen of sprake is van een in ernstige psychische nood verkerend(e) partner, kind of ouder als bedoeld in artikel 36 juncto 23 van de Regeling. Om dit te kunnen beoordelen is een (psycho-)medisch
advies/oordeel nodig. Naar het oordeel van de beroepscommissie had het, nu klager alles heeft gedaan om zijn standpunt te onderbouwen, op de weg van de Staatssecretaris gelegen om bij de medisch adviseur advies in te winnen omtrent de aard en ernst van
de psychische toestand van met name klagers partner, maar ook van zijn kinderen en moeder. Nu de Staatssecretaris dit heeft nagelaten, is de bestreden beslissing niet zorgvuldig tot stand gekomen. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond
verklaren, de bestreden beslissing van de Staatssecretaris vernietigen en de Staatssecretaris opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Klagers
raadsman heeft bij brief van 30 september 2015 naar voren gebracht dat de Staatssecretaris een dertiental bescheiden die door klager zijn ingebracht niet heeft overgelegd. De beroepscommissie overweegt dat de Staatssecretaris deze stukken – voor zover
die daadwerkelijk zijn ingebracht door klager – bij zijn nieuw te nemen beslissing dient te betrekken. Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat zij ook tot deze uitspraak zou zijn gekomen als de Staatssecretaris wel de (vermeende) ontbrekende
stukken had overgelegd, aangezien zij een advies van de medisch adviseur als bovenbedoeld voor de beoordeling onmisbaar acht.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 14 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven