Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2498/GB, 14 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/2498/GB

Betreft: [klager] datum: 14 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 juli 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling beheers problematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager verbleef sedert 15 mei 2015 in het huis van bewaring van de p.i. Zwaag/Hoorn te Hoorn op verdenking van bedreiging met een mes. Naar aanleiding van een incident met een dunschiller op 17 mei 2015 is hem op 18 mei 2015 een disciplinaire
straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Op 20 mei 2015 is hij overgeplaatst naar de afdeling BPG van de p.i. Vught en daar voor veertien dagen in afzondering geplaatst. Op 17 augustus 2015 is klagers voorlopige hechtenis geschorst
en is hij in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist de feitelijke gang van zaken die ten grondslag lag aan de oplegging van de disciplinaire straf en de latere selectie naar de afdeling BPG. Er is op 17 mei 2015 wel een discussie geweest tussen klager en het personeel over het sluiten van
de deuren tijdens de recreatie. Klager voelde zich door het sluiten van zijn celdeur gekrenkt en niet serieus genomen. Klager ontkent niet dat hij boos is geworden en een dunschiller heeft gepakt, maar hij heeft hiermee echter geen stekende bewegingen
in de richting van het personeel gemaakt. Voorts ontkent klager dat hij zich tot meerdere personeelsleden heeft gericht. Er was dus een minder ernstige situatie dan werd voorgespiegeld door het personeel. Klager is van mening dat hij hulp nodig heeft,
maar vindt het onredelijk dat er is geoordeeld dat hij een ernstig beheersrisico vormt. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op verzoek van de directeur van de p.i. Zwaag/Hoorn geselecteerd voor de afdeling BPG van de p.i. Vught. Klager was in bezit van een dunschiller en hij heeft hiermee stekende bewegingen naar het personeel gemaakt. Bij klagers plaatsing in de
afzondering was een meerpersoons benadering noodzakelijk, waarbij klager zich provocerend bleef opstellen. Klager verbleef recent voor deze detentie ook in detentie. Klager heeft eerder dit jaar in het PPC te Vught verbleven. Hij is toen op eigen
verzoek weggeplaatst, nadat bleek dat dat er geen sprake was van een psychiatrisch toestandsbeeld. Bedreiging van personeel met een dunschiller is een zeer ernstig incident. Het PMO van de p.i. Zwaag/Hoorn heeft geconcludeerd dat er geen indicatie is
voor plaatsing van klager in een PPC. Klager wordt ongeschikt geacht voor plaatsing in een regulier regime, gezien het incident met de dunschiller van 17 mei 2015 en de vele incidenten tijdens klagers eerdere detenties. De psycholoog en de psychiater
van de p.i. Zwaag/Hoorn hebben aangegeven dat klager naar de afdeling BPG kan en moet. De directeur van de p.i. Zwaag/Hoorn heeft op 25 mei 2015 aangevoerd dat er overleg is geweest met de psycholoog van de p.i. Vught.

4. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt als volgt: klager bleef ook na het incident op 17 mei 2015 het personeel provoceren. Zijn gedrag was onberekenbaar. De inrichting heeft de selectiefunctionaris verzocht klager te herselecteren vanwege een ernstig
verstoorde
relatie met het personeel. Gelet hierop kan de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 14 oktober 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven