Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/1490/GA en 15/2030/GA, 14 oktober 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/1490/GA en 15/2030/GA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen uitspraken van 11 mei 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2015, gehouden in de p.i. Almelo, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwolle, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klager heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.
Klagers raadsman, mr. C.W.T. van Dijk heeft op 24 augustus 2015 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

De verzoeken om aanhouding zijn afgewezen en van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat op 14 september 2015 aan klager en zijn raadsman is verzonden ten einde hen in de gelegenheid te stellen hierop te reageren. Klager heeft op 18
september 2015 gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan de directeur verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:

15/2030/GA:
De beslissing tot oplegging van een contactverbod met de media voor de duur van veertien dagen (controle inkomende – en uitgaande post en toezicht op klagers telefoongedrag).

15/1490/GA:
De gevolgen van de tenuitvoerlegging van de maatregel van controle van in- en uitgaande post en de maatregel van toezicht op klagers telefoongedrag.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is van mening dat zijn privacy is geschonden en dat sprake is van een werkwijze in strijd met
artikel 37 van de Pbw. Klager is van mening dat het volgen van gesprekken met zijn raadsman onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Ten aanzien van 15/2030/GA voert klager aan dat in het besluit wordt verwezen naar artikel 40 van de
Pbw, terwijl uit de inhoud blijkt dat het gaat om artikel 36 van de Pbw. Door klager is uitdrukkelijk naar voren gebracht dat niet door hem maar door zijn raadsman contact is gezocht met de media. De beslissing is gebaseerd op het vermoeden dat klager
hiervoor verantwoordelijk is. Een vermoeden is echter te weinig en bovendien is het vermoeden onjuist. De brief van klager aan de media is aan zijn raadsman gestuurd, hetgeen valt onder de vertrouwelijke correspondentie van artikel 37 van de Pbw.
Bovendien is het niet juist dat klager toestemming nodig heeft voor het schrijven van brieven aan de media, zoals dat het geval is voor het voeren van een gesprek met de media.

In reactie op het verslag van het verhandelde ter zitting heeft klager schriftelijk – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er onwaarheden zitten in hetgeen de directeur ter zitting heeft aangevoerd. Zembla had eerder, toen klager in de p.i. Nieuwegein
verbleef, al een reportage uitgezonden zonder hoor en wederhoor toe te passen, waardoor een situatie was ontstaan waardoor het beter was dat klager naar een andere inrichting werd overgeplaatst. Het klopt niet dat, zoals de directeur stelt, er
verzoeken
van klager liepen tot contact met de media. Klager verzoekt de directeur dit te onderbouwen. Pas na de reportage van RTL heeft de directeur klager een waarschuwing gegeven waarna een maatregel is opgelegd die inhield dat alle telefoonverkeer en brieven
zouden worden gecontroleerd. Als klager wilde bellen, moest hij dit vragen aan een personeelslid die vervolgens het telefoonnummer intikte en klager de hoorn gaf. Het personeelslid bleef erbij staan om te voorkomen dat klager andere nummers kon
intikken. Klager had hierdoor geen vrij verkeer met zijn raadsman. Het personeelslid stond twee meter bij klager vandaan en hoorde alles. Klager zei nog tegen het personeelslid dat hij het gesprek tussen klager en zijn raadsman niet mocht beluisteren.
Die bevestigde dit en zei dat hij erbij stond maar er niets mee zou doen. Klager kon hierdoor geen gevoelige details in verband met een aankomende zitting bespreken met zijn raadsman. De telefooncellen waren destijds niet afgesloten, omdat de bovenkant
compleet open was en geen plafond of iets dergelijks hadden. Hierdoor kon iedereen die zich in de kleine, stille recreatieruimte bevond, alles horen dat werd gezegd. Dit gold helemaal voor de telefoons met “schelp”.

De directeur heeft ten aanzien van 15/2030/GA – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Klager werd vanuit de p.i. Nieuwegein in de p.i. Zwolle geplaatst. Het ging om een mediagevoelige zaak. In de p.i. Nieuwegein was het een en ander
voorgevallen. Dit was nog steeds actueel. Ook liepen er op dat moment nog verzoeken van klager tot contact met de media. De directeur heeft uit voorzorg beslist tot oplegging van het contactverbod met de media. De maatregel is niet verlengd, omdat de
situatie weer was “geluwd”. Achteraf bleek pas dat niet klager, maar zijn advocaat het contact met de media had opgezocht.
De directeur heeft ten aanzien van 15/1490/GA – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Op de afdeling staan afgesloten telefooncellen en losse telefoons met daaromheen een schelp. Meeluisteren is dan ook niet aan de orde. Klagers belgedrag is
wel gecontroleerd. De tijdstippen waarop klager heeft gebeld zijn bijgehouden. Op deze manier was het mogelijk om, indien dat nodig was geweest, te controleren met wie klager had gebeld.

3. De beoordeling

15/2030/GA:
De directeur van de locatie Zwolle heeft op 2 februari 2015 beslist tot controle op inkomende – en uitgaande post en het houden van toezicht op klagers telefoongedrag, voor de duur van veertien dagen, ten einde te voorkomen dat klager contact zou
zoeken
met de media. Het RTL-nieuws had in een uitzending van 15 januari 2015 aandacht geschonken aan een open brief van klager (waarin hij - onder meer - het delict ontkent). Hoewel, zoals door de directeur ter zitting aangegeven, achteraf bleek dat klager
geen contact heeft gezocht met de media, acht de beroepscommissie, oplegging van de maatregelen ter voorkoming dat klager contact zou zoeken met de media en gelet op de belangen als genoemd in artikel 36, vierde lid, onder a., b. en d. van de Pbw niet
onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

15/1490/GA:
Op grond van artikel 36, derde lid, van de Pbw is de directeur bevoegd op de inhoud van brieven of andere poststukken afkomstig of bestemd voor gedetineerden toezicht uit te oefenen. Uit artikel 37, eerste lid, van de Pbw, volgt dat het voorgaande niet
van toepassing is op geprivilegieerde post.
Op grond van artikel 39, tweede lid, van de Pbw kan de directeur bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een
gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de Pbw.
Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt op het telefonische contact met de in artikel 37, eerste lid, genoemde personen en instanties telefonisch geen ander toezicht uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de personen of
instanties met wie de gedetineerde een telefoongesprek voert of wenst te voeren vast te stellen.

De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat de telefoons (zowel de “schelpen” als de telefooncellen”) zich in de recreatieruimte bevinden waar personeelsleden rondlopen. Door klager is onweersproken
aangevoerd dat zowel de schelpen als de telefooncellen niet volledig waren afgesloten en dat een personeelslid naast hem bleef staan terwijl hij met – onder meer – zijn raadsman belde. De beroepscommissie acht dan ook aannemelijk dat is gehandeld in
strijd met het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Pbw. Dat, zoals de directeur heeft aangevoerd in haar verweerschrift van 24 februari 2015, personeelsleden niet bewust hebben meegeluisterd, doet daar niet aan af. Het beroep zal in zoverre
gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 10,= worden toegekend.

De beroepscommissie stelt vast dat geen aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat voor wat betreft de uitoefening van het toezicht op klagers post in strijd is gehandeld met enig wettelijk voorschrift. De beroepscommissie zal het beroep voor het
overige ongegrond verklaren.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep in 15/2030/GA ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep in 15/1490/GA gegrond voor zover het uitvoering van de maatregel van toezicht op klagers telefoongedrag betreft, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep in 15/1490/GA voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, R. van Benthem RA en drs. R.K. Boelens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 oktober 2015

secretaris voorzitter

Naar boven